
8 2
D e b d c g c v i u g t u m C a p a t iA .
Gewis zal het den lezer bevreemd bebben. den Latoewi-
loeloe van P o e lo et, dien wij als een gevangene in het kas-
teel Victoria hebben achtergelaten, reeds den volgendeu
dag op vrije voeten , te midden zijner landgenooten, te
zien verschijnen, en wij vertrouwen, dat zij weinig geloof
zullen gehecht hehben aan zijn verhaal, hoedanig hij zijne
vrijheid terug bekennen had. Doch de omstandigheden,
welke hein gediend hadden, om tot dat geluk te geräken,
niet mögende vooruitloopen, zoo willen wij nu zien, wat
er in den morgen van den dag, waarop de Hitoezen den
Matakauw op den Capaha bezworen hadden, in datkas-
teel was voorgevallen, om, zoo doende , van zelveo tot dit
gedeelte van ons verhaal terug te komen.
De eenigste klok, welke toenmaals aan de bevolking van
Amboina de vlugt des tijds verkondigde, had, door de
hulp der hand van de schildwacht op het bastion, waarop
zij in een torentje besloten was, naauwelijks den achtsten
morgenslag doen hooren, of al de leden van den politieken
raad bevonden zieh reeds in de aangeduide vergaderzaal,
en wachtten daar de komst van den Landvoogd a f , die
hen te zamen had doen roepen. De meesten hunner zetten
eene hooge borst, en waren trotsch op het voorregt van de
aangelegenheden des lands te kunnen helpen beslissen , doch
die trotschheid verdween en veranderde in eene onbeperkte
gedweeheid, zoodra de voorzitter van den raad, de Landvoogd
, in hun midden verscheen, en de gewiglige zaken,
waarover beraadslaagd moest worden , uit een, zettede,
waarna de ten uitvoerbrenging van het beslotene eenig en
alleen aan hem verbleef. Even als op alle buiten kantoren,
bestond de politieke raad van Amboina uit de eerste plaat-
selijke dienaren der Compaguie, en telde gevolgelijk onder
OÖ
dcszelfs leden, den seeuude of opperkoöpman van het Kasteei
, den Kapitein-kominandant der militie, den Fiskaal,
-den soldij of garnizoens boekhouder en den winkelier , of-
schoon de laatste op ho.ogen last van B a ta v ia ,. na 1G82
daarin geen zitling meer mögt hebben. Hoe weinig echter
de wil van den Landvoogd voorzitter tegenspraak of
wederstreving bij de leden vond , laat zieh gereedelijk op-
inakeu, uit de magt, die hij bezat, om alle Compagnies
dienaren uit hunne betrekkingen te kunnen ontslaan en
willekeurig naar B a ta v ia , waar nooit een meerdere in het
ongelijk werd gesteld, optezenden , zoodat die leden geheel
van hem afhankelijk waren, en uit eigenbelang hem blin-
delings inoesten volgen, terwijl de genomene besluiten tot
niets anders dienden, dan oin hem voor alle verantwoor-
delijkheid , indien de omstandigheden zulks medebragten ,
te dekken.
Onder de hooghartigsten dier bijeengekoinene dienaren der
Compagnie besloeg de vrome winkelier v a j t A l f eit zeker
eene eerste plaats. Hij en paare B b a m il b t je waren in een -
druk gesprek gewikkeld , en laatstgenoeinde beklaagde zieh
duchtig over de onaangename en ondeftige vier en twintig
uren , die liem de loop des vorigen dags had opgeleverd.
Züchtende en gedurig zijnen horologieketting in beweging
houdeude , vergat hij niet daarbij zijn ongenoegen uit te
boezemen over het onbehouwen gedrag van den vaandrig
S w a g e r ten zijnen opzigte, hetgeen hem alle dagen ondra-
gelijker werd. Hoe hij echter den vorigen nacht had door-
gebragt verhaalde hij niet, ofschoon zijn afgemat voorko-
men duidelijk toonde, dat de aanbrekende ’ Hageraad hem
niet op zijne gewone legerstede uitgestrekt, maar met het
hoofd op zijne actenen papieren neergedoken, verrasthad.
Te midden van hun gesprek , ontwaarde de winkelier eenen
langen, mageren man, met sombere en droefgeestige
wezenstrekken, die, als militair geldeed en met de han-
2 ° DEEL. 3 .