
achtig bragt hij de verstijfde banden naar zijne borst; —
een golf bloed ontlastte zieh door zijnen mond eu te gelij-
kertijd verlieft zijne ziel haar aardsch hulsel en steeg op
naar hoogere gewesten.
Se T ie d ja wierp zieh op het bloedige lijk haars pleeg-
vaders, T oeloecabesie , welke zieh niet ver had durven
verwijderen > moest haar met geweld van hetzelve afscheu-
ren. Te vergeefs spande hij al zijne overredingskracht in
om haar tot bedaring te brengen en luide weergalmden over
den groenen krnin van den Capahae n door de diepste bos-
schen , de droeve toonen eener haar verlies opregt beschreijen-
de menigte , toen het ruchtbaar werd, dat de Merk'elmaudy-
(engel des doods) zijne hand naar den beminden en hoogst
geeerbiedigden P a t iw a m uitgestrekt en hem naar een beter
verblijf overgebragt had.
Bij het schemeren des dageraads vergaderde zieh die
menigte weder voor het huis des overledenen en volgde ,
toen naauw de eerste stralen der zon den gezigteinder pur-
perde, den eenvoudigen lijkstoet van den zoo verdien-
stelijken landgenoot. Geen lijkgesteente versierde zijn
graf — maar in de harten zijner tijdgenooten was zijne
nagedachtenis diep ingeprent, en die hulde vond een weer-
klank bij de nakomelingschap, welke thans nog, trouw
aan de overleveringen der voorvaderen , niet dan met eer-
bied en ontzag den naam van P a t iw a k i uitspreekt.
De sergeant J ait WiiXBMSzooxr, aan wien S w a g e r het
plan, waarvan hij zwanger ging, en waarover hij M o e u l a g
had willen spreken , medegedeeld had , bragt hetzelve ten
uitvoer, en veroverde op den 6den Februarij 1645, zoo
wel Camarien als Roemakaij1 s ontoegankelijke vesting ,
drie uren landwaarts in gelegen. Doch die overwinning
vergoedde het verlies niet, dat de Compagnie door des
vaandrigs dood geleden had, — de dag van den lOden
Januarij 1645 staat in de geschiedrollen van beide zijdeu,
als met een rouwiloers omhuld, aangeteekend , en onpar-
tijdig zegt Y a e e h t i j jt { »Wij verloren aan dezen S w a g e r
een dapper soldaat, doch de vijand ook te gelijk zijn
voornaamsten held.” ( 1)
( i ) V a l e n t ’ijn II ded Ambonsche zaken I I I , boek I . blädz.
147. '