
m
(even als een troep ganzen doet,) en voorafgegaan doör hare
pleeginoeder en eenige andere personen harer kunne, van wie
men helaas ! niet zeggen kon , dat de tijd haar de voorregteh
eener JVinon de VJEnclos had toegekend. Integendeel, inet
rimpel8 en grijsheid overdekt, waren er onder haar sominigen
behebt met het zoogenaamde Lattatchap en eene derzelven
had het mannetje, waarvanwij vroeger spraken, gedurende
deszelfs springen en dansen gezelschap gehoiiden en daardoor
de lachspieren der meeste vrouwen in beweging gebragt (1).
Ci) Door den geheelen Indischen Archipel vindt men duizende
InlandSche vrouwen, zoo vanhoogen als middelbaren ouderdom ,
welke deze hebbelijkheid eigen is. Wat het Lattaschap werkelijk
is, valt moeijeljjk te beschrijven. Onder de mannen wordt het
niet gevonden. Het schijnt te zijn eene onwederstaanbare zucht
tot nabootsing van al wat men ziet of hoort, van welken aard het
ook wezen möge, die door hard spreken of door eenig schrik-
verwekkend geluid of handeling aan den gang geholpen wordt.
Ligteltjk laat het zieh voorstellen, dat zulks soms koddige, maar
vaak ook schaamtelooze tooneelen kan voortbrengen, te meer, de-
wijl die vrouwen dan gewoonlijk eene ooren zedelijk gevoel kwet-
sende taal uiten. Bewustzijn van dien toestand schijnt niet te be-
staan. Onwillekeurig worden zij er in gedompeld en vele voör.
beeiden doen zieh voor eener groote prikkelbaarheid derzenuwen,
waardoor die tooneelen dikwijls met langdurige flaauwten en een
t^delljk verlies van besef eindigen. De kennis dier oorzaken ligt
nog in het duister; — die welke men soms wel opgeeft, willen wij
liefst niet aanroeren. Men zegt dat het ook door nabootsing aan-
gewend en verkregen wordt. Het zonderlingste echter van alles
is, dat niet alleen verscheidene vrouwen van Europesche afkomst,.
maar zelfs in Europa geborenen, het nabootsen dier hebbelijkheid
zoo aardig vinden, dat zij het eindelijk niet kunnen nalaten en
zieh daardoor in menig gezelschap, vooral indien er iets valt dat
eenig geluid geeft of wanneer er onverwachts luide gesproken
wordt, zeer belagchelijk maken.
Het gulle zand längs het strand verzwaarde den gang der
vrouwen en kinderen en deed den marsch langer duren,
dan dien, op het inidden van den dag afgelegd. Onophou-
delijk waarde dan ook het oog van T oeeoecabesie in het
rond, en zulks te meer dewijl de lucht betrokken was en de
maan vaak achter dikke wolken verdween. Evenwel had
reeds een paar malen eene zonderlinge verschijning zijne
aaiidacht getrokken. Zij deed zieh voor als een dier, dat,
een grooten kring beschrijveiide, van tijd tot tijd de vrouwen
op vier beenen scheen te willen naderen , doeh, mis-
schien door heimelijke vrees aangetast,' eensklaps zieh op-
rigtte en op twee beenen vlugtte, zonder dat echter
die regtstandige figuur alsdan de gewone menschenlengte
of gestalte had. Telken reize had T obt.oecabesir dat ver-
Schijnsel eenige passen vervolgd, maar steeds verloor het
zieh onder den troep mannen, die voorop ging, zoodathij ,
zijne nieuwsgierigheid en mogelijk ook wel zijne bezorgd-
heid niet langer kunnende bedwingen , zieh derwaarts be-
gaf om de oorzaak dier zonderlinge verschijning te leeren
kennen en te onderzoeken. Maar hier vond hij niets en
kon op zijne vragen, hoeveel eerbied men hem anders ook
betoonde, niet dan een luid lagchen in antwoord verwerven,
waarover hij boos wordende zieh weer achterwaarts begaf.
Daar zag hij nu tot zijne verwondering, dat die verschijning
op nieuw de vrouwen digt genaderd was en vooral
zieh een’ weg scheen te willen bauen tot S b T ie d ja ,
waardoor deze zieh terugtrok en van lieverlede de achterste
der vrouwen werd. Dan dit belette de verschijning,
die nu door T o e io eca be s ie herkend werd het hoofd van
Poeloet te zijn, niet om door te dringen en missebien
zou hij zijn doel, om dat bekoorlijke meisje aantespre-
ken, bereikt hebben, zoo niet zijn medeminnaar tusschen
beiden was gesprongen en hem op een’ ruwen toon ge-
vraagd had: