
Het zij zo o ! voor de zaak onzer Godsdienst en de vrij-
heid vaa Hitoe heb ik alles veil ;” — en S e - T ied ja voor
de laatste . raaal op de schouders kussende , ijlde hij , zoo
veel zijne krachten zulks toelieten , den berg a f , ora
zieh des te spoediger aan alle verdere aankantingen te-
gen zijn vertrek te onttrekken.
Toeeüecabesie’s gevoelen ' over de te late aankomst
der hulp van den Capaha werd bewaarheid. Reeds lagen
de door de Nederlanders bestookte dorpen in de ascb en
derzelver bewoners waren naar het geborgte gevlugt ,
toen P a t iw a s i met de zijnen op CeramPs zuidkust aan-
kwam, en tot zijn leedwezen bespeurde , dat daar voor
hem niets meer te doen viel. Dan, hierdoor niet afge-
schrikt , wilde hij niet dadelijk naar zijne betrekkingen
terugkeeren, maar zijne wraakzucht eerst botvieren door
de eene of andere daad , welke . den Nederlanders nog
lang zoude geheugen. Hierom verborg hij zieh- met zijne
vaartuigenfln de kreken en inhammen der Hitoesche kust,
digt bij de bogt van L ian , en loerde van daarnit op zijne
prooi, om die met eene arendssnelheid onverwachts
te overvallen.
Het was in den ochtendstond van. den lOden Januarij
1645, dat Sw a g e r , nog altijd met het bevel over de
tusschen de beide kusten van Ceram en Hitoe vereenig-
de magt belast, van het voor Roemakaij geankerde ja g t,
in eene orembaai, slechts met tien Amboinesche Christe-
nen bemand, naar de bogt van Lian, overvoer , om
zieh van daar naar de schansen te begeven en met M o e r -
l a g afspiaak te raaken omtrent eene onderneming, die
hij op het oog had. Hij was dien morgen regt goed
gehumeurd , en zijne roeijers steeds aanmoedigende, en
geen gering aantal duizend duivels naar het hoofd gooi-
jende , bijna tot die bogt genaderd , toen een zijner
opvarenden *hem waarschuwde , dat uit eene der kreken
/•< - Z'- r« / '' ly *
^ Ga-'
/ o \ c * tf ^ , ^ / ^ . e
m
eene vreemde orembaai te vootschiju kwam , die koers
stelde naar hetzelfde punt als hij. » Laat hem , duizend
duivels! — antwoorde Sw a g e r : als wij elkander naderen ,
zullen wij wel zien , wat hij in het schild v o er t;
roei slechts rfiks op , opdat hij ons niet vooruit komt.”
Niettegenstaande deze luchtige ta a l, bleef echter S w a -
g e h ’ s aandacht pp die vreemde en snelroeijende orembaai
gevestigd , en hoe digter dat vaartuig het zijne naderde,
hoe meer zijn gezigt een ernstiger plooi aannam. » Jon-
gens ! — riep hij de roeijers toe ; — dat is geen visscher,
noch smokkelaar , — noch handelaar , — maar wel een’ die ,
het voornemen schijnt te koesteren om ons eene harde
noot te doen kraken. Het krioelt er van koppen aan
boord ; — maar wij zullen z e , zoo als Paars Brammetje
altijd z eg t, deftig ontvangen;— en nu ziende , dat de
vreemde van koers veranderde en regelregt op hem af kwam,
vervolgde hij haastig : — Duizend duivels, Jongens! — weg
met de riemen , grijp de musketten, — want die duivelkomt
op ons los. Hoerah, mannen ! liks geschoten, als ik het
u zeg , en de duivel hale mij , zoo hij niet spoedig het ha-
zepad kiest.”
De aankomende orembaai was met niet minder, dan een
dertigtal koppen bemand, allen in hunnen oorlogstooi uit-
gedost. Zij schenen met den besten geest bezield, om het
gevecht aan te vangen ea een hunner , een reeds bejaard
man, welke zieh door eene buitengewone levendigheid on-
derscheidde en blijkbaar het hoofd was op dat vaartuig, trok
bijzonder Swagbr’s aandacht tot zieh. » Verd...d, jon-
gens I — riep hij den zijnen toe , op hem wijzende ,— duizend
duivels ! dat is een oude haan, daar aan boord. Het
zal mij verwonderen , of hij nog lang kraaijen zal. ” Het
schietgevaarle was iutusschen vau de zijde des vreemden
begonnen en Swager liet het niet oubeantwoord, doch op
een paar ligt gewouden na, zonder veel bloedvergieten