
Cjitac.
Moeijelijk valt het over het algemeen een duidelijk denk-
beeid te geven,—een zuiver tafereel op te hangen der
geschiedenis van de verschillende volksstaminen in den Indischen
Archipel. Yer de raeesten hunner toch , zoo niet
allen, bebben in de vroegste tijden niets geweten van dat
thans zoo geducht onlwikkeld menschelijk vermögen, om
de rijp gewordene gedachten aan het lenig en stevig voort-
brengsel van te rotten gelegene oude linnen lappen en vod-
den toetevertrouwen, en daardoor die gedachten der ver-
getelheid te ontrukken/ De overlevering moest derhalve bij
hen vaak tot grondslag dienen der geschiedenis , en , wat
er afgenomen of bijgevoegd, wat er vermeerderd wordt
of verloren gaat, wanneer gebeurtenissen, gedurende
eene reeks van eeuwen van mond tot mond overgaande,
tot het latere gesiacht worden overgebragt, zal wel
niet noodig zijn breeder te ontvouwen. Genoeg zij het
dan ook hier nopens Amboina aan te halen, dat ook
daar dezelfde overleveringen en daaruit geborene voor-
oordeelen bestaan, als in de overige eilanden van In d ie ,
en de bevolking zieh beschouwt voortgesproten te zijn
van slangen, boomen, kaaimannen of andere natuur-
voortbrengselen, of wel te wezen. van hemelschen oor-
sprong, zonder daarvoor echter een’ j geloofbaren grond
te kunnen aanwijzen, zieh enkel beroepende op datgene,
wat haar dienaangaande voorouderlijk is medegedeeld
geworden.
Het zou voor de lezers te vermoeijend zijn orn hunne
aandacht lang op die ongerijmde overleveringen te vestigen,
doch, verzwegen mag het hier niet worden,, hoeyele schrij-
vers overeenstemmen, dat het nu zoo welige , vruchtbare,
door duizende zielen bewoonde, — en der geheele wereld
door deszelfs welriekenden en tot de toebereiding van zoo
vele' spijzen bijna onmisbaar gewordenen kruidnagel, behende,—
Amboina eens geweest iseendor, onvruchtbaar,
woest eiland , waar niets den mensch eene gereede woon- of
schuilplaats aanbood, en waar zelfs de wilde dieren geen
verblijf konden vinden,—in een woord—een bajert, «vaar-
van men zieh inoeijelijk een denkbeeid scheppen kan. En
even zoo ook hebben die schrijvers het wereldkundig ge-
maakt, dat de eerste bevolking van dat eiland , — de voor-
ouders van dat menschelijk gesiacht, dat thans grootendeels
de redelijkste godsdienst belijdt of der dwalingen van den
valschen Profeet Mahombo is toegedaan , — de bewoners
dier toen ruwe en onvruchtbare landstreek, vermaard waren
als groote zeenrovers en bekend als menscheneters.
Waarschijnlijk dreven honger en nooddwang, ten gevolge
der woestheid van hun eiland, deze lieden tot die verfoei-
jelijkheden, maar niettemin stuit het tegen de borst te
raoeten lezen, dat zij aan het laatste den ruimsten teugel
vierden en zelfs hunne ouders tot hunne onderlinge maal-
tijden bestemden , wanneer deze tot den hoogsten ouderdom
gekoineiv of behebt waren met ongeneeslijke ziekten,/ Doch
indien men nu nagaat, dat ook andere schrijvers, waar-
onder mede van hunne eigene natie , zoo als de reeds aan-
gehaalde Iman Ridjah, zieh hierover niet bepaaldelijk
uitlaten, maar den oorsprong der Amboinesche bevolking
eerst stellen in de XYe eeuw, dan valt er van de geloof-
baarheid van dergelijke verhalen veel aftedingen en is
men zelfs, om der menschheidswille, verheugd van ze in
twijfel te kunnen trekken- Evenwel, te ontkennen valt
het niet, dat ook nu nog den Amboiuezen eene bloed-
dorstigheid eigen i s , die, ten gevolge der meerdere ver-
lichting door de godsdienst onder hen in latere jaren
verspreid, alle menschelijke gedachten te boven gaat,
en Yauestijb .haalt een voorbeeld aan, dat ook ten