
te zetten , want de groep- die hen naderde> soheen niets
vijandelijks te bevatten, en eer stof te geven tot eene dnch-
t tige opwekking der lachspieren. Wfj- zullen tot den oor-
sprong van dit koddige tooneel terugkeerett.
Deftig had Abbaha» Fiowbbx, na hetvertrek zijner luid-
ruchtige bezoekers , den Hitoesehen visscher onder de be*
waring gesteld van den sergeant-ordonhans , en dezen gelast
een oogenblik te wachten. Daarna had hij, in der
haast, een bezoek aan de latafel afgelegd en inet behulp
der vorken, welke de natuur hem geschonken had , een
gedeelte van zijn gereed staand middagmaal * als hot ware ,
verslondeu. Nog kaauwende en half geenwende» want het
uitgaan op dat uur was hem eena groote telenrstelling en
beroofde hem van het genot van een gewoon eh lekker
middagslaapje ,* kwam hij weder naar buiten $ ontsloot de
voordeur en stapte nu, door den visseher en den sergeant
vergezeld, deftig den weg op längs bet strand naar het
kasteel. De sergeant bleef i (trouw aan de consigne) den
Poeloeter op zijde, raaar deze , wiens aangeboren vrees
hem weder beving, was gansch niet lekker en scheen weinig
vertronwen te stellen in den onderofficior, die hem
zoo naanw in het oog hield. Niet watende , werwaarts zij
zieh begaven * wenschte hij dienaangaande eenige zeker-
hoid te bekomen en vroeg, den statig voomiitloopenden
sccretaris half op zijde dribbelende: » Mijnheer 1 waar
gaan wij naar toe?”
Paars B bammetje was in h e t g eh e e l n ie t g em u tst om
hem te woord t e sta an en zw e eg .
De Poeloeter herhaalde zijne vraag.
Beam draaide het hoofd even om en zeide op stetigen
toon: » sergeant! houd dien moor bij u. Het is gansch
niet deftig en doet mijnen stand oneer aan , dat hij tnij
aanspreekt.”
De sergeant, een landsman van IIarmessz de Osnabrugl
g e r , doch door zijn kort verblrjf in Indie minder er-
varen in het Hollandsch en Maletsch,, dan deze , paktc den
Poeloeter bij den arm, sleurde hem naar achteren en
duwde hem to e :
» Verfluchter spitzbube! wilst d« wohl den herrn se-
eretaris mit ruhe lassen?” ,
Weinig hielp hem het uitkramen zijner moedertaal. De
Hitoees keek hem even aan, maar door den angst voortge-
dreven» schoot hij weder vooruit en wilde nogmaals zijne
vraag herhalen. Doch de sergeant liet hem geen tijd en
trok hem vloekende op nieuw terug, hem de woorden toe-
donderende: »Bist du taub', dummes thier? hörst du nicht?”
De forschheid zijner stem deed den Poeloeter rillen van
benaauwdheid. Hij kon het niet van zieh verkrijgen, om
in de nabijheid van dien donderaar te blijven , maar stapte
haastig vooruit en greep den mantel van Abbarah
Ftuw E E t . Deze , zulks. voelende , keek achterom en ont-
waarde n u , tot zijn schrik, dat de voorgewende visscher
niet geheel ongewapend was» maar eene kleine bade. ( 1)
bij zieh droeg, Op eens begon ook paars Bbammbtje even
hard te rillen als de Poeloeter. Hij werd beducht voorzijn
leven, dacht niet om den degen, dien hij op zijde had,
doch zijne deftigheid, uit vrees voor de buren» die het
toevallig zlen mogten, niet gebeel prijs durvende geven ,
zette hij het niet op een loopen, maar begon te stappen,
— te stappen, dat een ooijevaar moeite zou gehad hebben
om hem bij te houden. Hoe meer hij het kasteel naderde,
hoe meer hij zijne stappen verwijdde, maar te vergeefs
waren zijne pogingen, om zieh den last te ontworsteien ,
die hem om den hals hing. De steeds meer en meer be-
angste Poeloeter liet niet lo s; bij elken stap klemde hij
zieh al vaster en vaster aan den mantel ; drikbelde Bbamzetje
( i) Eene kleine kris. <•