
ISO I
sehijut mij t o e , (lat gij in deze oogenbükkeu meer wraak
a d em t , minder uwe gewone bedaardheid in r o e p t , en uw
ge zond oordeel raadpleegt , dan wel in andere omstandig-
heden. Ik vrees ook , dat het reeds te la a t za l zijn om
onze bondgenooten bij te springen , en wa t helpt het ons
dan , dat wij onze krachten ve rsp illen in nu ttelo o ze g e -
v e ch ten , — in die schermutselingen, welke ons altijd
bloed k o s te n , en toch het doel n ie t doen naderen ? ”
» Gij oordeelt naar uwe jeu gd ig e o n d e rv in d in g , ofschoon
gij n ie t geheel ongelijk h e b t , Tobeoecabesib ! want aan I
den anderen k an t neemt gij n ie t in a anm e rkin g» dat ook
de vijand er zelden zonder v e rlie s a fkom t. He t bloed , B
da t hij bij die gelegenheid s t ö r t , v e r lig t mij het h a r t , dat I
nimmer zo o ve e l wraak geademd heeft , als thans. Het is I
eene ing ev ing u it den hooge —■ misschien wel eene vo o r -
beschikking , — die mij aanmoedigt om onze schuilplaats
vo o r körten tijd te v e r la te n , en het zij in de v la k te f-
aan het strand o f op ze e den vijand aan te tasten. Nog
heden v e r t re k ik , mijn z o o n ! en reken op uwe zo rg , d a t
alles daartoe in gereedheid z a l z ijn .”
In den namiddag daalde dan ook P a t iw a s i den berg
a f , nadat de zijnen waren v o o ru itg e g a a n , om te Mama- I
lo twee OrembaaV* in zee te b re n g en , waarmede hij
den oversteek naar de zu id k u s t van Ceram wilde b ewerkstelligen.
Alvorens echter te v e r t r e k k e n , b e g a f hij
zieh in Toeloecabesib’ s woning , om van zijne pleegdochter
afscheid te nemen. Hij vermaande haar , gedurende zijne
k ö r te afwezigheid trouw te blijven aan hare b e lo f t e , en
den toestand haars mans n ie t te vermoeijelijken door hare
onbeperkte zu ch t om in zijne g eva ren te deelen. S* T ib -
» ja ! zeide hij : » b ed en k ! het behoud van dezen b erg en
da t onzer lotg enooten, rust* na mijn v e r t r e k geheel alleen
op de schouders van uwen Toeeobcabbsie , en het zoude
onverantwoordelijk van u gehandeld zijn , indien gij door
uw gedrag aanleidiug g a a ft to t onzer aller v a l. Uw e ch t-
genoot is moedig en s tandvas tig ; hem ontb re ek t het aan
geen beleid , doch komt g ij in het s p e i ; — wordt zijne
liefde to t u bedreigd , dan verstompen zijne zinnen , zijn
oordeel w e i fe lt , en zijn n aam , — zijne lo tg en o o te n ,
alles offert hij er aan op om u te behouden en te redden.
ffogmaals , Se T i e d j a ! denk aan uwe belofte , en mijn
zegen ve rg eze lle uwe schreden.”
» Yader 1 — antwoordde Se Tiedja , — gij z u lt te vreden
over mij z i jn , — doch ik ben het niet over u . ”
» Hoe z o o , Se Tiedja ? ”
» T o e lo e c a b e s ie hee ft mij ge zegd , vader ! da t het uw
on ve rzettelijke wil is , om die gevaren te tarten , welke
gij nu weder vo o r oogen hebt. En die w i l , prijzens-
waardig in een jo n g mensch, d en kt noch om uwe hooge
jaren , noch om uw door zoo vele wonden v e r zw a k t lig -
chaam , noch om hen , die u dierbaar zijn en u n ie t kunnen
missen. Indien gij kwaamt te vallen , w a t za l er
van hen worden ? Gij h eb t ook andere ve rp lig tin g en ,
dan alleen het bevorderen van het ge lu k uwer landslie-
d e n ; — gij hebt ook ve rp lig tin gen t o t uwe naaste betrekkin
gen , v a d e r ! en die v e r lie s t gij zoo dikwijls u it
het o o g .”
» Wees g e r u s t d ien a ang a an d e , S e Tiedja ! ook daarvoor
is g e zo rgd . I s u a c l h e e ft mij , bij alles w a t heilig i s ,
b e lo o fd , d a t hij , indien het den wil van God en zijnen
Fro feet mögt zijn , da t ik n ie t wederkwam , vo or uwe
moeder, broeders en zu s te rs , als voor zijne e ig e n e , zorgen
za l. Ik g a d erh a lv e met een v e r lig t h a rt den vijand te
gemoet en moet die ro ep in g b can tw o o rd en , die ik in
mijn binnenste g e vo e l. Eene inwendige stem , z e g t m i j :
» G a , Patiwahi ! en gij z u lt geducht wezen vo o r uwen
vijand.” Maar die stem roept mij ook toe ,, d a t een g ro o t
g eva a r mij omringt en mijn bloed op nieuw vloeijen za l.