
bare magt onzer overheerschers, zoo lang God ons geen
grootere krachten toekent, otn ons aau die magt te ont-
trekken. Trachten wij naar vrede , want deze alleen kan
ons stil en rüstig doen leven, en de vruchten doen smaken
■van onzen arbeid — en die arbeid belooft ons eene toene-
mende welvaart, want door dien vrede zal ook de handel
ontluiken met hen, die zoo gretig haken naar de specerijen,
welke onze schoone ?en vruchtbare eilanden in ruime mate
opleveren.”
Had de krachtige taal, hadden de zoo zeer met den
volksgeest strookende woorden van den onverzaag-
den P a i iw a k i de aandacht der vergaderde menigte opgewekt,
en vooral het gemoed van T o e l o e c a b e s ie , omdat ze hem
een vooruitzigt openden, waarin hij op nieuw zijne
dapperheid kon doen uitblinken, en zijne woede en zucht
naar oorlog doen ontvlammen ; de slechts vrede ademende
aanspraak, daarentegen, welke den mond van den ouden
en om zijne ondervinding zoo zeergeachten C a j o a s ontvloei-
de, sloeg de opgewonden gemoederen ter neder en
bragt zulk eene neerslagtigheid te weeg, dat P a t iw a k i
het noodig oordeelde tot derzelver verdelging het woord
te moeten opvatten. Zoo spoedig mogelijk toch moest
hij de nadeelige uitwerkselen voorkomen, welke daaruit,
in botsing met het doel, dat hij op het oog had, zouden
kunnen geboren worden en daarora , zijne vurige oo'gen
naar T o e lo e c a b e s ie wendende, haastte hij zieh, het hoofd
ernstig schuddende, te zeggen ; »Yader C a jo a k ! gij blijft
immer en altijd dezelfde ; geene omstandigheden schijnen
u te kunnen doen veränderen; — het möge u zoo wel
zijn, — maar de op gisteren te Ceijt vergaderde Orang
kaiju's denken er, de Profeet zij geloofd ! anders over.
Wel hebben zij zieh, in tegenwoordigheid van den Gouverneur
, gedwee en gelaten getoond aan het bevel, dat
door hem gegeven werd en ook hij — en hierop wees hij
op T o e lo eca b e s ie , — heeft voor het oogenblik' dienaau-
gaande het stilzwijgen aangenomen, doch in de holte
van den nacht zijn wij, buiten weten diens Gouverneurs,
op nieuw vergaderd en hebben besloten om liever tot den
laatsten man ons te verdedigen en dood te vechten , dan
den hoon te verdrage n , die ons weder door onze onder-
drukkers • wordt aangedaan. Wij beide zijn gemagtigd ,
om u allen hiermede bekend te stellen, en tevens ho«
eenstemmig besloten is , dat de Orang kaija’ s openlijk den
Gouverneur te wille zullen zijn, en hem in den waan
brengen,' dat zij aan zijne bevelen gehoorzamen, maar
in het geheim de pogingen ondersteunen zullen van hem,
dien zij uitgekozen hebben om de verdediger onzer vrij-
heid — de verdelger onzer vijanden te worden, en de
man, op wien zij die hoop vestigen
»Ben ik zeker !” liet zieh onverwachts eene pieperige
stem hooren.
En allen sloegen de oogen verbaasd in *het ronde , maar
de verwondering steeg in top, toen zij den gebogchelden
Latoewiloeloe van Poeloet zijne geringe grootte uit hun
midden zagen opheffen en , den knevel met innig welbeha-
gen opkrullende, de woorden hoorden herhalen:
» Ben zeker ik
Een luid gelach, dat overigens in deze omstandigheden
weinig te pas kwam, barstte eensklaps los , doch was ook
even spoedig weer gestild , toe P a t iw a m , den regterarm
dreigende naar den P o e lo tte r , die in eens van schrik
als een aal te zamen kromp, uitstekende , met verheffing
van stem, gedeeltelijk zijne vorige woorden herhalende,
uitriep:
» En de man, van wien zij alles verwachten, is in ons
midden ; — is T oeloecabesie ! ! de held van Oerien ; de
beschermer der vlugtelingen van W iw a n i, wien hij op
denberg Capaha eeneveilige schuilplaats heeft aangeboden.