
ter en , Daing scherp aanziende , zeide hij : — » Jonge-
ling ! geen vrees voor gevaar, hetwelk uw nietige per-
soon mij zoude kunnea berokkenen , noopt mij den door
u gevergden eed afteleggen ; — maar liefc in mij gesteld
vertrouwen van ieinand, dien ik als rnijn’ vriend be-
schouw, niet willende te leur stellen en uifc medelijdcn
met die schoone maagd, die daar zoo hulpeloos lig t,
zweer ik bij God en zijn’ Profeet, op de horan en op
de punt inijner kris in dit water gedompeld , dat ik aan
uw verlangen zal voldoen , dan en wanneer bet u be-
h a a g t— en hierop dat wapen terugtrekkende stak hij
het in de scbeede en dronk de koin met water half ledig
( 1) —
Gerusfgesteld door dezen eed, vergunde Daing Mabilla
aan eenige vrouwen om de nog immer van koude en
scbrik verstijfde Daing L ompo op te neinen en naar een
aclitervertrek te brengen ; en op hetzelfde oogenblik ont-
ving hij het berigt, dat zijn edel ros, de inoedige hengst,
die hem den geheelen dag met zijnen roof door dik en
dun , over struiken en door , rivieren , allijd even vurig
had gedragen en zelfs. den troep r.uiters, hem door
Krain L a u r a s tot veiligheid te gemoet gezonden , was
vooruitgesneld , na zijn afspringen ademloos was neerge-
stort en den laatsten levenstogt had uitgeblazen. Zijn
verstokt hart brak; — een traan outscboot het hartvoch-
tige oog, en reeds wilden de beide vrienden zieh ter rüste
begeven , toen zieh aan den ingang van het huis een
paar körte itigedrongene en stevige gestalten vertoonden ,
met aangezigten, waarop moord en roofzucht duidelijk
geteekend stonden. S e B issib en Sa L e w a , beide ve r -
( i) De gewone wijze waarop Makassaren en B o e g i n e-
z e n een’ eed afleggen.
trouwde handlangers van den K r a in , waren teruggeko-
men en droegen in hun midden ¿¿n aan handen en voeten
gebonden A lb in o s , een kiud van ongeveer vijf jaren,
die zij loor hem nederleiden. - Een glans van vergenoe-
gen kwam op zijn huichelend en wreedaardig gelaat; —
» T j a ! - riep bij uit: - alles gelukt op heden-goede
voorteekenen Daing! waar hebt gij dien knaap gevonden
Sb B i s s i e ? ”
» Bij de rivier Lembang, K r a in ! waar hij längs het
strand liep speien; — eerst lokten wij hem op zijde en
bonden hem toen, gelijk gij ziet, — maar wij moesten hem
ook den mond toestoppen, want hij schreeuwde zoo ge-
weldig, dat men hem wel een uur ver hooren kon, en
alleen om zijn’ grootvader. Yan vader of moeder heeft
hij onder weg niet gerept, maar enkel om zijn’ Poea
geroepen. Daarbij waren het strand en de paden vol
volle, dat onverwachts van de jagt terugkeerde, want
deze schijnt gestoord te zijn door het rooven van een
meisje, zoo als wij bij de rivier Tino door een’ troep
ruiters hoorden mompelen, voor wie wij het bosch inkro-
pen en die den roover schenen te vervolgen. Aan hun
hoofd waren Krain BoiriHAiff en Daing Makorba , zijn
aanstaande schoonzoon, (hierbij glimlachte Daing Ma n
i l a en zag Krain L a ijk a s beteekenend aan). Niet
voor zij onverrigter zake terugkeerden, waagden wij het
onzen schuilhoelc te verlaten en den weg te vervolgen,
en dit is de reden waarom wij zoo laat terugkeeren,
Krain / ”
» Altijd vroeg g e n o e g , — antwoordde d e z e ,— nu ons
voornemen geslaagd is. — Ontbind nu den knaap, S e L ew a !
en neem hem onder uwe bewaring — maar goed opgepast,
dat hij niet ontsnappe * of uw leven . . . . binnen weinige
dagen hebben wij hem noodig.”
De knaap losgemaakt stond op> rekte zieh dommelig