
Dit eerst zoo veel schrik verwekkende , daarna belagche-
lijk en voor den ademloozen » bemorsten en beslijkten La-
toevoiloeloe , — want hij was het werkelijk , — zoo gevoe-
lig eindigend tooneel, greep als bet wäre in een’ oogen-
blik plaats. Wij zullen hem vooreerst aan de zorg der
mannen overlaten, die zieh beijverden om hem in het leven
terug te roepen, om vooraf te zien, wat wel de oorzaak
was der beroering, welke in het vrouwenvertrek was voor-
gevallen.
Reeds van het begin af der vergadering had Sb Tiedja
zieh in stilte van het gezelschap der overige vrouwen af-
gezonderd en zieh begeven naar de slaapplaats hares echt-
genoots, midden in het vertrek staande. Zij wist, dat
daar zijne wapenen geborgen waren en weldra kwam zij in
zijne kleeding, met zijn’ stormhoed op hare schoone nu
onder een hoofddoek verborgene lokken, zijn’ schild op
den fijn geronden arm en een zijner tamboeka’s om haar
teeder midden gegespt weder te voorschijn , hebbende bo-
ven over die kleeding nog een ligte badjoe rante ( 1) ,
welke zij vroeger eens lagchende van hären pleegvader ten
geschenke gevraagd en verkregen, en nu vooraf op die
plaats geborgen had. Stil trachtte zij daarop weder naar
de vrouwen te sluipen, doch zij ontging het oog van de
oude lattasche, druk met weven bezige vröuw niet. Naau-
welijks had deze haar gezien, of zij sprong > in weerwil
van alle teekenen om stil te blijven zittön, opV begon,
hare meesteres dadelijk herkennende, te schreeuwen : he »
lakie lakie! he, Sb Tie d ja ! en meer andere uitroepen,
waardoor de aandacht der overige vrouwen werd gaande
gemaakt. Deze zagen met verwondering Sz Tiedja aan
en beschouwden hare verkleeding en wapening als eene
scherts , doch kwamen ook spoedig van dat denkbeeid te-
( i ) Een harnas, bestaande uit een kiel van fijne ijzeren schakels'
rüg , toen zij de ernstige plooi ontwaarden , die op haar
gelaat zweefde, terwijl zij zieh digt bij de deur en vlak
over Aemiba nedrzette. Laatstgenoemde, eenige jaren
öuder dan Se Tiedja en derhalve minder geneigd tot jok-
kernij , schudde het hoofd, doch vroeg tevens vriendelijk ,
wat die vermomming te beduiden had ?
» Eene vermomming, Aekiha ! hoe kunt gij dat vragen?
of zoudt gij denken, dat ik niet in staat ben deze wapenen
te hanteren?”
» Zeer welinogelijk, Se Tie d ja ! maar ik begrijp het doel
niet”
» Dat laat zieh toch gemakkelijk raden. Wat anders
dan om T o e e o e c a b e s ie te beschermen !”
» Onzen echtgenoot te beschermen ! — riep Aemiia ver-
wonderd uit. — Ik begrijp niet, waarom wij zulks zouden
doen. Hij is omringd van trouwe mannen en daarenboven
bestaat er op dit oogenblik niet het minste gevaar.”
» Zoo als gij denkt, Aluiia ! — Doch T obeoecabbsie heeft
mij voor zijne verwijdering nog gezegd, dat hij geen vol
vertiouwen stelde in de handelingen dergenen, welke hem
thans omringen en het voornemen had op zijne hoede te
zijn. Daarom heb ik mij ook gewapend ten einde gereed
te zijn, om bij het geringste gerucht— bij den schijn
slechts van onraad , — tusschenbeide te springen, en hem
neer te veilen, die de vermetele hand naar onzen geliefde
zou durven uitstrekken.”
» Foei, Se Tiedja !—antwoordde Al u i ia , —dat is mannenwerk
en past geen vrouwen. Integendeel z i j , de mannen,
moeten zorgen voor onze rust en niet wij zijn ge-
roepen om hen te verdedigen. De huisselijke bezigheden
zijn on* deel; en , moed tegenover een’ vijand behoort
dat te zijn der mannen, die ons moeten beschermen.”
» Hoor eens, A lm isa ! gij zijt eene allerliefste vrouw en
ik ben werkelijk blijde u om uw zacht humeur tot mijne