
helaas I zij is uiet ver te zoeken. De baatzucht der 0 . I'
Compagnie nam , al naarmate zij door haar gezag veld won
hand orer hand toe. De handel harer onderdaneu , zelf die
harer bondgenooten J werd aan de sterkste banden gelegd..
De onevenredigheid tnsschen hare winsten en die van den
armen aanbrenger der natuurvoortbrengselen— de vruchten
zijns arbeids, door zijne krachtsinspanning gewonnen en inet
zijn zweet bevochtigd, voor dien handel bestemd, — verwijd-
de van dag tot dag. Ongestrafte willekebr en knevelarijen
harer dienaren stonden op den voorgrond , en werden ruim-
schoots botgevierd bij het gewelddadig verdrijven harer me-
dedingers in het verkrijgen dier voortbrengselen; — in een
woord, — het stelsel van alleenhandel, in die dagen door de
0 . 1. Compagnie aangekleefd, werkte ook zoo drukkend op den
Hitoees terug, - vernietigde zoodanig zijne welvaart en tijde-
lijk geluk , dat het onvermijdelijk eerst een’ geheimen wrevel
moest doen geboren worden» die» in overeenstemming met
het lijdelijk eninhoudend karakter den Oosterschen volken
eigen > slechts wachtte op de van bniten aanwaaijende vonk»
om later » in lichtelaaije vlammen uittebarsten.
En die aanwaaijing bleef niet achter. Als een blijk van
groot vertrouwen werd in 1628 de toenmalige kapitein van
f fito e , Tbph, door den Landvoogd van Amboina aange-
maand om» aan het hoofd van vierOrang kaya's van Leij-
timor > in gezantscbap naar Batavia te vertrekken» met
het doel» om den op nieuw nit Jf/ederland aangekomen Op-
perlandvoogd Koss plegtig te begroeten en met zijne be-
houdene aankomst op J a va geluk te wenschen. Werkelijk
vertrok die nederige, der Compagnie innig toegedane kapitein
derwaarts, doch kwam van däar trotsch, hoovaardig
en huichelend terug,— want dk&r waren hem de schellen
van de oogen gevallen ; — däar had htj , wien de natnur met
eengezond oordeel en een rijp ontwikkeld verstand beschonken
had, leeren inzien;, hoe nadeelig de grenzenlooze eigenbaat
der 0. I. Compagnie, —hären alleenhandel, — terugwerkte.
op zijne eigene belangen en op die zijner landgenooten; —
däar zag hij die magt, welke in zijn gewest geoordeeld
•werd te zijn onwederstaanbaar en zoo veel eerbied en ontzag
inboezemde, worstelende met de tegenover haar staande
indrukwekkende strijdkrachten der Javaansche vorsten,
wankelende op hare grondslagen. Geen wonder derhalve ,
dat hij daardoor da nog slechts schijnbare grootheid der
Compagnie leerde minachten ; — dat het gevoel eener moge-
lijke onafhankelijkheid bij hem opwelde en hij » bij zijne te-
rugkomst, ophield te zijn, wat hij eenmaal geWeest was »
te weten : een lijdelijke» trouwe. bondgenoot; — alleen ,
vooreerst nog, zijne ernstige, misschien voor het oogenblik
te grootsche plannen om zieh aan het knellende bondgenoot-
schap der Compagnie te onttrekken, onder het masker der
veinzerij verbergende.
Doch, ofschoon het zeker i s , dat van. die terugkomst de
omwenteling dagteekent, welke in den tot nu toe welge-
zinden geest der Hitoezen, ten aanzien der. Nederlanders,
voorheerschte, niettemin werden zijne, vroeger nimmer'
jegens hen aan den dag gelegde, opgeblazenheid en hoog-
moed steenen des aanstoots voor zyne landslieden , en niet
minder had zijn zoon H a la b se , aan wien hy gedurende zijne
afwezigheid het gezag over Hitoe had aanvertrouwd, zieh
door diezelfde hebbelijkheden onder de bevolking gehaat
gemaakt. Twisten en oneenigheden, die tot onderlinge
vechtpartijen oversloegen, sproten daaruit voort, en ook,.
hierin schijnt eene bron gelegen te hebbed der verwikke-
lingen, die later tusschen Nederlander en ffttoees het dag-
licht zagen. Immers de vertegenwCordigers der 0 . I. Cotn-
pagnie inoesten vaak , hetzij gewelddadig, hetzij vredelie-
vend, als scheidsmannen in het middett tredon en dikwijls
ook, uit den aard der zake, den volgens zijne eigene raee-
ning regtbebbende in het ongelijk stellen of tot reden dwingen,