
achtige gebeurtenissen, die wij in dit verhaal hebben
afgeschetst, sloeg geen vrome Hitoees een blik naar
den lcruin diens bergs, zonder naar zijne Cihisbe (1)
te grijpen en luide een ¿illah el jickbhar (2) te doen
hooren, en geene vrouw naderde deszelfs voefc, zonder
door eene heilige vreeze overvallen te worden. En wan-
neer dan die kruin in digte wolken was gebüld, en uit
derzelver rotsspleten een ligte darap opsteeg , die dikwerf
eene phantastische vrouwelijke gedaante aannam , dan ant-
woordde de berreesde tnoeder aan haar huilend kroost,
dat mede beangst werd door haar ängstig staren naar
boven , op de vraag : » wat zij daar toch zag , hetgeen
haar zoo veel vrees inboezeinde ? ” stil fluisterende:
» De Fenongo deri Goenong Cap aha, dwiwanja Se T ie d ja ,
istrienja T oeloecabesie , anakja moorhura P a t iw a s i ” (3).
( i) Mahomedaansche rozenkrans.
Ca) God de regtvaardige.
(3) De schutsgeest van den berg C a p a h a , de geest van S e
T ie d j a , ecbtgenoot van T o e lo e c a b e s ie en de dochter
van den gezaligden Patiwani.
Door den geheelen Indischen Archipel bestaat onder de inland-
sche bevolking het geloof aan bewaak- of schutsgeesten. Zoo
heeft, volgens hunne denkwijze, ieder huis , ieder vertrek, elke
rivier, elken berg een schutsgeest, die dezelve bewaakt en welke
zij zieh gemeenlijk voorstellen als eene lange vrouwelijke gedaante
te bezitten.
HERI SMERI NGEM
■M
.1
’ f f ;
! o'; . ■■
TjiKt
II.
UIT
T 1 D 1 W 1 m o i r s 1LST1SRS«