
eens deed zieh uit den zuidelijksteu hoek der bastion een
honend grijnzend lagchen hooren, dat raij door de ziel
sneed en bijkans in inijnen vorigen bibberenden slaat
terug verplaatste. Ik sloeg het oog op en zag die
heische gedaante weder, doch zij bleef niet lang staan,
maar keerde zieh eensklaps om en scheen längs het kan-
teel van den muur naar de aan den zeekant gelegen zuid-
bastion van het kasteel te vlugten. Djt gaf mij moed. 1k
raapte mij zelven weder bij elkander , stond op en ge-
lastte haastig Mabiitkei, (die niets anders uitriep dan '»Allah
! •Toetoan ! hantoe — hantoe / ” ) de deur te sluiten en
mij te volgen. Hij deed dit en weldra had ik het spook
weder in het gezigt, met eene vaart voor mij uitloopende
alsof het duizend duivels op de hielen had. Op eens riep
de schildwacht op die bastion »werda / ” — ikhoordegeen
antwoord, maar zag eene ligte vlam opstijgen, daar viel
een schot, een kogel floot mij om de ooren en door een
onverwacht gestommel achter mij omkijkende, zag ik
Mabiskee op zijne knieen leggen', doch voor mij uit was
het spook verdwenen. Het eerste wat ik deed was te zien
wat mijn’ jongen deerde, maär gelukkig niet met a l ; —
de schrik alleen had hem bevangen en ik liet hem voor-
eerst aan zijn lot over; — toen liep ik • naar de schild-
wacht en vroeg den man of hij iets gezien had? — Deze
antwoordde mij haastig, dat hij om. een uur op post
gekomen zijnde, door de vorige gewaarschuwd was,
die vermeende het spook gezien te hebben , waarvan men
dagelijks in de kaserne sprak; — dat hij daarom zijn
geweer geladen en na den eersten aanroep dadelijk afge-
schoten had, toen hij dat spook werkelijk zag naderen
en alleen nog had kunnen opmerken dat het zieh in de
ledige kaserne, welke op die bastion stond', geborgen
had. Weldra snelde er op dat schot eene patrouille van
de hoofdwacht toe, met eene lantaren en wij besloteu
o nm id d e l l i jk die kaserne te doorzoeken. De korporaal
riep met eene forsche stem: » Yelt ?.t geweer 1” En met
den stormpas liepen wij dit gebouw, hetwelk er zeer ha-
venloos uitzag en geene deuren of vensters meer had, binnen
; maar spoedig verflaauwde die driftige loop tot iets
minder dan de gewone en hield zelfs geheel op , want
zie t ! _ daar stond het spook, in den achtergrond van de
groote holle kamer, welke wij ingetreden waren en die,
door de maneschijn flaauw verlieht, een akeligen indruk
op de gemoederen der manschappen scheen te maken.
Het had zieh weder tot aan den zolder uitgerekt en lachte
, dat het schaterde; toen greep de korporaal moed
en liep er met de bajonnet op in zoo krachtig hij kon
uitroepende: » hlijf staan a h ja d ü r f t, duivels klnd.',,
Maar jaw^l! een sprong door een nabijzijnd raam en
weg was het spook. Intusschen was het geheele kasteel
op de been gekomen; de,; tamboer van de wacht had
alarm geslagen ; de kanonniers ijlden naar hunne stukken;
de infanterie schaarde zieh midden in hetzelve op een
groot plein ; de huzaren stegen te paard en weldra ver-
scheen de kapitein K . . . , die plaatselijk adjudant was ,
bij ons op de bastion. Met körte woorden verhaalde ik
hem wat er voorgevallen was en het eenigst wat hij
deed, was mij , vergenoegd glimlagchende, te vragen:
» Welnu?” Ik was niet overtuigd en antwoordde hem
dus niet, maar volgde den ordonnans van den Kommandant,
die mij kwam roepen. Yoorbij de Compagnie
flankeurs gaande, die voor deszelfs woning stond, schoot
mij de luitenant Ra . . . . met een driftig gelaat en vurige
oogen, zijn’ knevel draaijende als of het een kabeltouw
was, op zij de en vroeg mij verbitterd, daar hij door dit
alarm in zijne eerste rust gestoord was: » zeg, . bange
w ................watis er te doen ?” Ook hem antwoordde ik
n ie t, maar begaf mij naar den kommandant, wien ik het