
c a b e s ie ! ik draag mija lot gelaien,— doe gij oolc alzoo.
Sedert den dood van onzen vader P a t iw a h i gevoel ik
mij reiner, zaliger dan te voren. Hij waakt daarboven
over ons geluk en al werden ook eens de droombeelden
inijner jengd vervuld;— al werden die verschijningen
verwezenlijkt, welke mij nu nog gedurig voor den geest
komen, tock zou ik mijn toestand niet tegen liet hoogste
aardsche geluk willen ruilen, en zonder uw bezit zal
de wereld mij nooit de geringste bekoorlijkheid opleve-
ren. Zonder u ken ik geen leven , en mijn laatste adem-
togt zal gewijd zijn aan onze liefde ,—aan U,—aan den
held van O e r i e n *
Onder de gebruiken, destijds in betrekking tot de
huishouding des Landvoogds te ¿¿mboina bestaande, be-
hoorde ook de hem opgelegde verpligting, om , tegen
het genot van een daartoe door de Compagnie bepaald
maandelijksch kostgeld, opene tafel te houden voor de
Opperhoofden der buitenkantooren, welke zieh aldaar
mogten bevinden, alsmede voor de gaande en körnende
officieren der schepen, voor dienstbelangen gedurende een’
körten tijd aan wal moetende verblijven. Evenwel-, niet-
tegenstaande die verpligting zou het wel niemand gewaagd
hebhen ongenoodigd te verschijnen , want die huishouding
had, zoo als Vamvtijjt schrijft, de gedaante van een
hof, waarin niemand met gedekte hoofde durfde binnen-
treden, hoezeer de beleefde en niet al te trotsche Land-
voogden dan wel de gewoonte hadden van mede ongedekt
te blijven of den eerste bedienden in rang te vergufinen
zieh te dekken.
Het houden dier opene tafel viel dien Landvoogden
noch moeijelijk, noch kostbaar. Zij toch ontvingen zoo
vele geschenken aan hoenderen, ganzen, eenden, visch ,
herten en hetgeen overigens tot het toebereiden van een’
lekkeren raaaltijd vereischt wordt, dat zij het toegestäne
kostgeld niet behoefden aan te raken , en zulks in weir-
wil van het groot aantal dagelijksche gasten , hetgeen
zelden minder beliep dan een twintigtal. Hieronder werden
gewoonlijk een of meer Predikanten met hunne vrou-
wen en oudste dochters , gelijk ook de aanzienlijkste bur-
gers met hunne echtgenooten genoodigd ; de maaltijd be-
stond meestal, indien de Landvoogden niet al te karig
waren , uit de keurigste spijzen en de beste wijnen , in
het pakhuis der Compagnie aanhanden , werden daarbij niet
gespaard , waarop gemeenlijk eene lekkere natafel volgde,
terwijl, om ieder der genooden te doen hooren, dat de
tijd daar was om ter maaltijd te komen, een uur voor des-
zelfs begin , en aldus ten 11 ure ’s morgens op eene trom-
pet het sein ter vereeniging gegeven werd.
Die trompet had op den 15 Julij 1645 luide geschald en
het aanzienlijk getal der op dien dag genoodigden was juist
gereed om zieh aan den maaltijd te zetten, toen kapitein
Vebheidek onverwachts binnentrad en zieh stilzwijgend voor
den Landvoogd boog. Wel wist men , dat er dien morgen
een korra korra van Cambello op de reede geankerd was,
doch de aankomst van dien kapitein was niemand bewust,
en het baarde niet weinig verwondering, toen men den
gramstorigen blik ontwaarde, waarmede Dexheb den zijn
vol vertrouwen genietende man aanzag. Hij bepaalde zieh
tot het met den vinger aanwijzen van eenen ledigen stoel
aan den disch en sprak gedurende den nhaaltijd geen enkel
woord met hem. Het gesprek der gasten was daardoor
ook niet levendig, en zij, bespeurende, hoe weinig de
oude, — zoo als wijlen Swager zou gezegd hebben,— ge-
mutst was , haasteden zieh huiswaarts te keeren , terwijl
Demmer den kapitein een’ wenk gaf om te blijven.
» Sieur ! — zeide de Landvoogd op een’ barschen toon
tot hem, toen al de andere gasten vertrokken waren,