
goede plaats en verzorging zoude gevonden hebben.
»P o ea ! (Oudje, G r o o t j e ) ,— riep Daing Mabilla hem
t o e :— reeds zoo vroeg op de been en ook naar de
j a g t ? mij dunkt op uwe jaren mögt gij wel te huis blij-
ven en in den Koran uwe uilspanning zo eken.”
» T en a, D a in g , ten a ! (N e en , D a in g , n e e n ) ,— ant-
woordde Poea B as so, van houding .veranderende en
Daing Ma b il ia scherp aanziende: — die tijd is vo or-
bij. — Maar rijd d o o s , Daing! — wat stapt gij zoo lang-
zaam vo ort ? — z i e t ! — en hij wees op eene kleine in bet
midden der v la k te gelegen hoog vari den grond gebouw-
de h u t , — daar is zij , om wie gij dag en nacht denkt
«n die de eenige oorzaak i s , dat ook gij ter ja g t k om t,;—
rnaar wees v o o r z ig tig Daing! — en hierbij rekte hij zieh
u it en d e ed , inet den vin ge r d re ig en d e , een’ slap na-
d e r ,— wees v o o r z ig t ig ;— daar is ook uw b ro e d e r ,—
uw broeder Daing Makorra is d a a r ! verstaat g i j? .—
doch wat z ie ik ? — ga voorbij zeg ik u , want de seitan
is in u g e v a r e n ! — Gij verändert van g e z ig t , Daing!
als waart gij onze verderfengel el Mohdij. Het wordt
bloedrood en uwe oogen druipen van b lo e d ; — aan elk
uwer hoofdharen hangt een b lo ed d ro p p e l.— Rijd v o o r t ,
z e g Ik u , — en zieh in g e estvervo erin g en verwilderd
to t den Glarang van Lembang wendende, vervolgde
hij : — oorlog , oorlog , k rijg en verwoesting ! wee over
o n s , wee over onze vrouwen en k iu d e re n ; — moord en
r o o f , alles za l er gepleegd w o rd en , Glarang! en daar-
van z a l h i j ,— Daing Mabibla , alleen de oorzaak zijn-;—
wraak over h em, dien b loedhond!” — en hierop zijne
oude schrale beenen in beweging b ren g en d e , v lu g tte hij
het boschje in en verloor zieh weldra u it ieders oog.
Allen stonden verstomd. Yerbaasd za g ook Daing Ma -
billa hem eerst eenige oogenblikken n a , doch toen eens-
k lap s als het wäre bij zinnen körnende, ze tte hij , kna rsetandende
van woede, zijn paard in galop en vervolgde
den grijsaard. Doch d e z e n , die zieh in het digtste boora-
ge\yas geworpen h a d , niet kunnende bereiken ,' zoo wend-
de hij zijn ros om , staarde in de v la k te en jo e g spoor-
slags naar de hem aangewe'zen h u t , zonder acht te geven
o f zijne lieden hem konden v o lg e n , en als b ez ield door
een wraakademend voornemen, welks u itv o e r ing hem on-
verwachts eene behoefte geworden was. Flolseling echter
hi«ld hij weder s l i l , wachtte zijn g e vo lg in , riep z ijn ’
vertrouwden lansdrager to t z ie h , ontnam hem da t wapen ,
fluisterde hem eenige woorden in het oor en stapte toen
bedaard weder v o o r t ,' even als o f geen de minste ont-
moeling plaats gehad o f eenige gemoedsbeweging hem aan-
gegrepen h ad , te rwijl zijn v e r t ro uw e lin g , de lansdrager ,
in volle v a a r t rennende, op nieuw den weg iiis lo e g , längs
welken zij allen gekomen waren.
/