
Hitoezen om zicli hoeft gesohaard en zij zieh door een du-
ren eed zullen verbinden, om de vrijheid vah liunland,
dat aan de Compagnie toebehoort, hnnne oude wetten en
regeringsvorm, die ik wil en moet afschaffen, tot den
laatsten man te verdedigen? Spreekt hij niet met minaeh-
ting van de Godedienst, die ik belijde, en schrijft hi}
niet, dat de zijne hem verbiedt die langer op dit eiland te
dulden, en dat zij daarom het stellig voornemen hebben
opgevat, om het Christendom uit t# roeijen en alle Chris-
tenen, die het Mahomedanismus niet willen omhelzen,
ingevolge het bevel van uwen Profeet, met het zwaard
te verdelgen? En ik zou hem, die mij zoo roekeloos en
godlasterend uittart, nog vergiffenis schenken ? Neen Ca-
j o a s , gij moogt smeeken en bidden zoo veel gij w ilt; —
hier zal ik de regten mijner Heeren Meesteren handha-
ven, en geduckt zal de wraak zijn, die ik op dien
waaghals en zijn aanhang nemen zal. Zij hebben den
oorlogstoorts ontstoken, de gevolgen komen op hen neder.
Spreek mij geen woord meer van hem of van hen, of
ook mijn vertrouwen op u , dat gij reeds door het ge-
ven van1 dien maaltijd, waarbij ook h y tegenwoordig
was, gedeeltelijk verbeurd hebt, gaat geheel te niet.”
Ca j o Ais nog niet afgeschrikt, waagde het voorttegaan
op denzelfden voet als hij begonnen was. » Hij is nog zoo
jong, Groote heer 1 — hernam hij ; — misschien heeft hg te
veel naar kwade raadgevingen gehoord , en is hij tegen
u opgestookt. Ik herhaal mijne bede : vergeef hem , be-
handel hem inet zachtheid en hij zal wel naar rede luisteren.
Dompel toch om zijnentwil het geheele land niet in bederf,
want. . . . ”
» En naar wien anders zou hij geluisterd hebben , naar
wien anders Gajoait ! dam naar dien verachtelijken op-
reerkraaijer PAXiwAzr, met wiens dochter hij nu, twee
dagen geleden, getrouwd is. Zeg!”
» Allah;! zij mijn getuige; groote heer ! daarvan weet ik
niets, antwoordde Cajoak, verbaasd over die tgding.”
» Welnu, ik weet het * Cajoas! en ik weet nog-meer.
Ik weet, dat hij aan den leiband loopt van die oude
sehehnen Patiwasi en Iman Hidjau , die hem deen han-
delen, zoo als zij het willen.’?!*■
» Mogelijk vergist gij u hierin, Groote heer ! want Toz-
lobcabbsie is ondernemend en zelfstandig van karakter.
Ik ken hem van zijne jeugd af, en weet,. dat hij reeds
vroeg den aanleg gehad heeft, om eens een dapper en
krachtvol man te worden. Zga vader
» Was even zulk een schelm als hij. Maar ik vergis mij
niet, hoort gij, ? want ik weet ook, dat hij niet alleen de
spits afbijt voor hen beiden, die nimmer rüstig hebben
kunnen zijn, maar tevens vöor u allen, voor al de drang
kaya?» van Hi'/oe.”
» Voor ons» Groote heer? Bij God en zijn groote Profeet!
nooit ben ik het vertrowwen der Compagnie oowaardig ge-
weest. Met hart en ziel aan haar verkleefd, heb ik alles
Voor haar opgeofierd , mij de grootste vernedering getroost
om harentwille; en hen ik nu een arm en; oud man, die
slechts denkt om het graf, en wiens laatste pogen is den
vrede de» Compagnie onder zijne landslieden te bewaren.
Eigenbelang is geen drijfveer meer die mg prikkeit; alleen
hun belang . , . ”
» Dat alles weet ik , Cajoak S maar de hekken zijn verhangen.
.Ook gg ziet u teleurgesteld, nu gij geen kapitein
van Hitoo kunt worden. Bewust is het mij, dat njw maal-
tijd geen ander dbd had, dan om de gevoelens der be-
volking ten uwen opzigte te leeren kennen, maar ik raad
u en al de Orang ka ya ’t , de geheele bevolking zelfs aa«',
van voorzigtig te zijn. Zoodra ik beinerk, dat gij1 met den
vijand beult of hem bulp verleent, laat ik geen buis, geen
boom, niets van hetgeen u toebehoort, onaangeroerd. Alles