
baar tijdstip beleefd moogt hebben ; nimmer kunt ge u een
klaar denkbeeid vormen van den nood, waarin wij ons
toen bevonden. Nog slechts een klein gedeelte van Hitoe
was in onze inagt; de meeste der dappere verdedigers on-
zer vrijheid en van ons geloof waren gesueuveld ; de hon-^
ger waarde als een spook in het rond en greep met des-
zelfs ontvleeschte klaauwen alles, jong en oud, aan. De
moedermelk verdroogde door gebrek aan voedsel en de zui-
gelingen stierven aan de borsten, welke hun geen lavenis
meer aanboden. De kinderen, anders dartelend längs den
weg speiende, verkwijnden en bliezen onder de hevigste
stuiptrekkingen den laatsten adem u it; — de moeders volg-
den hen in het graf: en de weinig overgeschotene mannen
! __ hun ontzonk de moed en allen waren bereid het
hoofd voor den stouter en stouter wordenden vijand te buk-
ken, toen ik nog met moeite zooveel tijd tot uitstel eener
schier onvermijdelijke overgave verwierf, als mij noodig
kon zijn om een strooptogt naar het eiland Kelang te
doen, en' te beproeven eenig voedsel magtig te worden. Ik
stak tot dat einde met eenige orembaai’s (I) in zee. Het
had eenige dagen te voren hevig gestormd en nog was de
zee niet van hare woede tot rustgekomen. Hemelhooge baren
rolden voor mij uit en hieven mijne orembaai elk oogen-
blik wolkwaarts, om ze als het wäre weder dadelijkin een’
afgrond te doen zinken.— Te midden dier hevige baren ont-
waarde ik op eens eene menigte drijvend houtwerk , dat ik
dadelijk herkende als tot een schip te hebben behoord.
Het leed bij mij geen twijfel of een zoodanig vaartuig was
in de nabijheid gestrand of verongelukt, en het deed mij goed,
dat onze God, Welken die vermetele, zoo geheel op eigene
krachten steunende vijanden wel erkennen, doch aan Wiens
( i) De benaming der soort vaartuigen of praauwen, waarmede
in de M o 1 u k k o ’s ten handel wordt gevaren.
V "* -tr-l'' /(* ! C */ , U aÄ. < /
w il, aan Wiens beschikking zij te hoovaardig zijn, omiets
overtelaten of toeteschrijven , hun weder een staaltje Zij-
ner magt gegeven en op nieuw zulk een gevoeligen neep
toegebragt had. Al die overblijfselen der hemelsche wraak
wilde ik onaangeroerd voorbij stevenen ,• toen ik te midden
derzelven eene drijvende waterton bespeurde , waarop
zieh een voorwerp scheen te bevinden , dat ik niet naauw-
keurig onderscheiden kon. Mijne nieuwsgierigheid werd
daardoor opgewekt. Ik liet op die ton aansturen en na-
der bij zag ik , tot mijne verbazibg , een kind boven op
dezelve vast gebonden en ten prooi der woedende golven.
Het arme schaap kon naauwelijks den ouderdom van vijf
jaren bereikt hebben en lag bewusteloos, doornat van het
zeewater daar. De golven hadden gedurig over hetzelve
heen geslagen. Het was een meisje: hare kleeding deed
mij dadelijk zien , dat zij aan Christen ouders , misschien'
wel aan Hollanders toebehoorde. Ik nam haar in mijne
praauw over en hare verkleumde leden wrijvende en ver-
warmende , had ik weldra het genoegen haar te zien bij-
komen. Haar eerste roep was oin hare ouders; — deze
niet hij haar bespeurende, barstte zij uit in weeklagten ,
die mij door het hart sneden , want ik ken het vaderlijk
gevoel en dat verloochent zieh nooit. Gelukkig stamelde
zij Maleisch;—noemde den naam Mabia , waar door ik
begreep dat zij zoo heette, en zeide het kind te zijn van
een’ Orang poeti — P a h e i— of Heide genaamd: de iblitz
( 1) onthoude zulke honden- namen,— ik niet. Haremoe-
der schijnt echter geene zeer blanke vrouw geweest te
zijn, imraers hare kleur draagt daarvan de sporen. Gij
zelf kunt er over oordeelen , T o e lo b c a b e s i e ! want dat kind
was S e T i e d j a , welken naam ik haar gegeven -heb omdat
ik besloot, door hare schoonheid en lieftalligheid, (want
( i ) Duivel.