
fes iu de redej »denk on» uwe ousterfelijke ziel,, vaan-
drig ! gij brengt haar in gevaar , door zoo ohophoudelijk
hij den duivel te zweren.”
»Mis, winkelier! duizendduivelst inis, man! ik vlock
er niet bij een, rnaar , zoo als gij hoort, bij een dui-
zendtal.”
» En toch kon u gebeuren, wat den- goddeloozen Corseéis
Sum overkomen i s , zoo als ons de krankbezoeker
Seijger vas Rechtebes bij zijne terugkoinst van Banda
verhaald heeft.”
» Gij meent den bosschieter dáár, wien de duivel op-
genomen heeft en boven op een berg geplakt, zonder dat
men hem, levendig of dood, ooit heeft kunnen vinden.
Duizend duivels; dat noem ik een reis ! Maar, hoor eens,
vas áefeb ! ik heb allen eerbied voer krankbezoekers en
katechiseerraeesters, en dat om uwent wille , want ik z ie ,
dat gij er zoo veel mede ophebt, doch al wat zij zeggen
is bij mij nog geen Evangelie, en onze Seijger vas Rechtebes
wist ook welwaar Abraham de raostaard haalt. Eerst
Oost-Indisch krankbezoeker, een troostende hulp tot ver-
lossing van booze zielen, — en nu—• Generaal geweldiger
van de landen van Overijtsel en dus een schrik voor alle
boosdoeners. Hm! dat staat mooi. Ik gun het hem, en-
wij zullen tnaar op den bosschieter Sum terugkomen. Hij
deed waarlijk zijn naam geen eer aan, want in stede van
Slim was hij zoo stom geweest van zijne ziel slechts aan
één duivel te verkoöpen, die hem dan ook netjes , toen
zijn tijd om was, eene luchtreis heeft laten doen , en hem
daarna onder een razend geschreeuw weér vrij onzacht op
onze algemeene moeder, zoo als men onze aarde wel eens
gelieft te noemen , liet vallen. Seim dacht er zeker zoo
goedkoop aftekomen, maar hij vergiste zieh, want toen
eerst pakte de duivel, die een’ fraaijen luchtzwaai deed,
hem ter dege beet en liet hem naar den kruin des bergs
verhuizen, waar ze hem nog te vergeefs zoeken. Dat
kwain er van, dat hij zieh slechts met een duivel had in-
gelaten. Had hij gedaan , zoo als ik altijd doe, en in eens
duizend duivels aangeroepen , dan hadden zij hem wel met
rust gelaten, want voor zoo veel varkens wordt de spooling
te dun. Ik ben er dus gerust onder , en gij moogt het
ook zijn , vab Alfes ! ”
» Krek! ik heb er vrede med.” ,
»En ik ook,” zeide de luitenant. »Maar nu wij toch
aan vas Rechtebes bezig zijn, wil ik u ook een staaltje
opdisschen van zijne verhalen , waarvan de meesten zeker
niet veel geloof verdienen. Gij weet, dat hij langen tijd
op Banda gebleven i s , en Izaäe vab der Yoort, die er
verdronken i s , was juist Fiskaal aldaar. Dat verdrinken
nu is al zeer zonderling toegegaan. Yas der Yoort was ge-
huwd en scheen nog al van een glaasje te houden. . . .
» Dus ook al een paarsneus , luitenant!” viel Swager
hem in de rede, een blik werpende op Bbammetje.
» Dat weet ik niet, maar wel dat . . . .”
» Zijne gevolgtrekking niet doorgaat, want mij zult ge
toch niet het veel drinken ten laste leggen, vaandrig
vroeg Feowere , zijn neus wrijvende. » Dat ware niet deftig
en voor mijn stand niet eervol.”
Swager glimlachte en zijn rijmlust weder den teugel wil-
lende vieren , begon hij reeds :
» Als Bacchus . . .
toen Mobblag hem de hand op den mond lei e n , zijn ver-
haal hervattende zeide : » Stoor u niet aan die zotte taal
Bbammetje ! wat hij nog niet heeft, kan hij nog krijgen,
en het zal hem niet ontloopen, indien hij voortgaat
zoo dikwijls den elleboog in de hoogte te brengen. Troost
u daarmee en luister. Vab der Yoort en zijne vrouw waren
op een avond uit gastereren geweest; het was mooi
weder, maar ten 9 ure te huis komende, (zij woonden
l 8 DEEL. 14.