
»Wat verlangt gij?” vroeg eindelijk de Opperlandvoogd ,
dat talmen moede.
»Uw Hoog Edelheid vergeve mij ; — gaarne wenschte
ik üw Hoog Edelheid over een gewigtig onderwerp te
spreken, doch, tot mijn innig leedwezen, zie ik , dat
de staat uwer gezondheid u niet toelaat, zieh te vermoeijen,
en de gevolgen van mijn gesprek konden wel eene onaan-
gename hevige aandoening bij Uw Hoog Edelheid te weeg bren-
gen, hetwelk ik wenschte te vermijden. Ik verzoek daarom op
eenen anderen tijd te mögen terugkomen , : om Uw Hoog
Edelheid ie ts , dat haar zoo na betreft, voor te dragen.”
De huichelaar meeude daarvan niets ; hij kende de prik-
kelbaarheid van Koeh’s karakter en zijne zwakke zij den ,
en wist te wel, dat hij het regte oogenblik getroffen had
»Spreek !” antwoordde de Opperlandvoogd , » en zij kort.
Wat hebt ge te zeggen ?”
" »Ik vrees dat mijne voordragt Uw Hoog Edelheid heden
zeer te onpas zal keimen en uwe dritten opwekken. Dien . .
» Onverschillig, Fiskaal! betreft het mij, zoo spreek
en talm niet 1” '
»Niet zoo zeer Uw Hoog Geeerden persoon , Uw Hoog
Edelheid ! , dan wel de eer van uw huis. . . .
»De eer van mijn huis?” riep de Opperlandvoogd, zieh
driftig oprigtende, u i t , » en wie is zoo vermetel dieaan
te randen , wie dürft die belagen ? zeg !”
• »Uw Hoog Edelheid heeft eene slang in den boezein
gekoesterd, die met ondankbaarheid de weldaden beloont,
die zij geniet.
»Eene slang ? Fiskaal! en wie is dat ?”
»Mijn geweten, mijn ambt zelfs , ( prevelde deze bin-
nen’s monds, echter verstaanbaar genoeg voor Zijn Hoog
Edelheid), leggen mij de verpligting op die te noemen en
u te zeggen , dat Saba Specx zieh ” ■
»Saba Specx , Saba Specx !” antwoordde de Opperland-
I voogd Koeb , zieh met een’ gUmlach op hetgelaat weder
B nederzettende , »wat heeft zij , een kind van I4jaren , de
■ dochter van mijn’ vriend, die ik als staatsjuffer bij mijne
geinalin geplaatst heb, wat heeft zij met uw geweten.,
Xmet uw’ pligt, met uw ambt te doen , Fiskaal! Foei !
jänij heeft het lieve meisje nimmer reden van klagen gege-
Bven , en waarom gij dan ? Nog eens, fo ei! Mr. Abiobie ! ,
f ik weet wel, waar u de angel steekt en sedertlang heb
Kik bemerkt, dat gij een goed oog op haar slaat en mis-
; schien een stellig voornemen hebt, doch dat zijn huisse-
Bijke zaken , w'aarmede ik mij niet bemoei, en ik had ge-
dacht, dat indien gij mij ooit eens over haar kwaamt
■spreken, gij een’ anderen zoeteren toon zoudt voeren.
j|tfogelijk dat g e , door ijverzucht verblind ” d
f t » Neen , Uw Hoog Edelheid waagde het de van kwaad-
Maardigheid op zijne tanden knarsende Fiskaal Hoogstdezel-
ve in de rede te vallen ; en, een’ stap voorwaarts doende,
t-iep hij op eenen eenigzins oneerbiedigen, zelfs versma-
denden toon uit. »Neen ! die tijd is v.oorbij en mijne hoop
vervlogen ; Saba is verloren , niet alleen voor mij, maar
öok voor ieder ander; —- de eerbare Jufvrouw Saba
Specx heeft zieh vergeten , en . . . . ’’doch verder durfde
hij niet te gaan, want de Opperlandvoogd stond in eens
®p zijne voeten ; krampachtig bewogen zieh zijne handen •
het bloed steeg hem naar het hoofd; het vermagerde
%ezigt ontvlamde van woede en met een stentorsstem don-
Jderde hij den Fiskaal to e . . .» En met wien ? God beware
||i, zoo gij lieg t!”
I » Met Kobtebhoef , Uw Hoog Edelheid !” antwoordde
|bij: .gedwee- en ootmoedig, verschrikt door de woede,
ftvaarmede K o e b hem aanblikte.
| » Met Kobtebhoep ? , den Assistent ?— Onmogeüjk
ftiskaal! Bewijs , lasteraar ! want niet . ongestraft zuft
B'j de eer van een onschuldig kind aan de kaak zetten