
gen uwer ontmoeting te zullen genieten , maar ondankbaar
ben ik niet— engij zult bet goed hebben. Duizend duivels!
waht ik zal voor u zorgen. Sergeant van de wacht! neem
mij dien zwarten duivel eens over en plak hem in het don-
kerste hol onder de landpoort. De Landvoogd zal u hem
morgen terug vragen, das zorg dat hij onmiddelijk op het
appel antwoord ; daar heb je hem!” en ruw den Latoe-
wiloeloe van zieh afstootende, werd aan dezen ten tweede
male een duister en vochtig hok tot verblijf aangewezen,
waarin hij, in gezelschap van schorpioenen , duizendpooten,
rotten en vuurvliegen,! zijne minnegrollen voortzetten , en
zieh verder verdiepen kon in zijne liefdebeschouwingen,
die hij zoo ontijdig in tegenwoordigheid van den Landvoogd
had aangevangen.
Intussehen was A b ra ham F l iw e e l deftig den trap afge-
klommen en Swagxr had nog tijd genoeg om hem in te halen.
» Duizend duivels ! B ram ! — riep hij hem reeds in de verte
toe—de oude stond de muts raooi scheef. Wat schortte er
aan?”
» Wel, vaandrig! wat zal ik er u van zeggen. Die moor
gedroeg zieh zoo onfatsoenlijk, en begon schaamteloos van
zijne liefde te spreken. Gij weet, de Landvoogd is veel te
deftig , en daarmede gansch niet gediend.”
» Maar gij wel, he Brammxtje ! want niet waar ?
Uw levenszoet is minnepijn ;
En moest ge o Bram eens hangen ,—
Dan zou een jeugdig maagdelijn ,
Nog zijn , -----
Uw allerlaatst verlangen !
Adio ! denk daar eens deftig over na en gij zult mij moe-
ten toestemmen, Bram! dat ik weet wat in uw teederhart
omgaat.”
Ab raham verwaardigde zieh niet, om hem te antwoor-
den , maar keerde , na den deurwaarder van den Raad de
noodige bevelen gegeven te hebben, huiswaarts , sloot zieh
op en deed, de avondschemering zieh reeds rond versprei-
dende, een ouden koperen lamp op zijne lätafel zetten.
Hij bezaaide haar vervolgens met papieren en bestoven ac-
te s, begon te lezen , doch viel weldra op dezelven in slaap,
na rijpelijk bepeinsd te hebben , hoe herhaaldelijk zijne def-
tigheid, stand en eer dien dag aan spot en kwelzucht ten
prooije geweest waren en menige zucht over zijne schande-
lijke wandeling met den ondeftigen Hitoees ontglipte nog
zijn’ boezem, alvorens hij in Morpheut armen rust en le-
niging vond.
KINDE VAN HET BERSTE DEEL,