
heeft doen zegevieren , zoo waar ook zal ik alles in het
werk stellen om der uitvoering zijner vermetele plannen
den bodem in te slaan , en eenmaal nog — geloof dit lieve
Akka !— eenmaal nog wordt gij inijne vrouw, en een en-
gelen leven zal nög eens ons deel zijn. — Doch ontsla mij,
nu het gevaar zoo nabij is , van mijne belofte van geheimhouding
en nog dezen avond . . . . . . .
» Doe wat gij wilt Henrik , — maar spaar mijnen oom
zoo gij kunt — hij was toch mijn opvoeder en hoewel dik-
wijls hard tegen mij , kan ik de gedachte evenwel niet
verdragen , dat mijn naaste bloedverwanl, mijn pleegvader
op het schavot zijn leven. . .
» Dat zal moeijelijk vallen , beste Akra ! ■ gij weet —
driemaal nu heeft hij ons zoeken te verraden , en indien
hij thans, nu wij in staat zijn te midden zijner misdadige
handelingen hem op het spoor te komen en te overtuigen,
aan eene regtvaardige straf ontsuapte , konden de gevol-
gen onberekenbaar zijn en mogelijk onzer aller val berok-
kenen. — Maar, laat ons bedaard zijn en roep Afol, op-
dat ik van dezen alle omstandigheden naauwkeurig vernemen
en daarna mijne maatregelen inrigten kan.”
Aroi was niet ver van daar; — hij kende de verstand-
houding der beide geliefden , en Hesrik als den natuurlijken
beschermer zijner jonge meesteres beschouwende , wierp hij
zieh aan zijne voeten, deed een trouw verhaal tot in de
geringste kleinigheid van hetgeen hij had afgeluisterd of
hem immer verdacht was voorgekomen, en smeekte het
kind van een’ goeden meester, die hem altijd vaderlijk
behandeld had, het kind dat hij op zijne armen gedragen
had, te redden en aan het ongeluk, dat haar verbeidde, te
ontrukken, belovende van zijne zijde in alles te zullen
medewerken, al inoesten ook zijne handen zieh rood ver-
wen aan Perel’s bloed , — en hierbij knarstandde hij van
woede en het schuim kwam hem op den mond. Maar
Hebrik , geen aansporing noodig hebbende om de uitspraak
zijns gemoeds te volgen en het uiterste voor A b s a ’s be-
houd te wagen, gelastte hem bedaard te zijn en niets
uittevoeren, vöör zijnen bepaalden wil vernomen te hebben.
Toen omhelsde hij nog eens zijne geliefde Abka , op eene
rustbank onder den last harer aandoeningen bezweken,
en inet een’ haastigen tred den weg naar het kasteel kiezende
, klopte hij weldra aan de kamerdeur van kapitein
Vogel , om hem alles wat hij' vernomen had omstandig me-
de te deelen en te zamen het plan te beramen, waardoor
deze geweldige, zoo na op het uitbarsten staande , op-
stand zoude kunnen worden verijdeld.