
» Duizend duivels! — barstte deze onderweg los , — indien»
ik dien kroramen hond ooit weer tegen bot lijf loop , dan
kan hij verzekerd zijn, dat er verd . . . . weinig van
hem te regt zal komen. En dat paar* Brammetje ook !
heeft de melkmuil mij niet daar straks in het gezigt uitge-
lachen? Maar ik zal het hein betaald zetten en zijne def-
tigheid zoo te luchten hangen, dat hij zieh in geenemaand
op straat dürft vertoonen , even als die vrome , schijnheili-
ge v a i A l p e i , van wien ik staaltjes weet, die ik hem bij,
gelegenheid hartelijk zal opdisschen. Gij komt mij immers.
bezoeken > kapitein? De eenzaamheid is zoo lästig.”
» Jongens, S w a g e r I dat darf ik niet'? d e oude heeft a
gestraft.............. ”
» En dat is een lästige potentaat, als hij begint» dat
weten wij; duizend duivels, wat keek hij mij aan! Doch,
om ’t even, als het op het kloppen gaat, zal het wel weer
wezen zoo als vroeger : S w a g e r voor , S w a g e r achter..
Duizend duivels! wij zijn dat gewoon van de groote hee-
ren : die in vredes tijd niets door de vingers zien , maar
als er spaanders vallen, van benaauwdh. . . • Hm ■! ik zal
maar zwijgen. Adieu , kapitein 1” en hij wipte zijne wo-
ning in.
De rust in de vergaderzaal was ook spoedig hersteld en
toen de kommandant der militie, na volbragte taak, zijne-
zitplaats weder had ingenomen , herhaalde de Landvoogd
Dehxbr zijne vroegere gegevene inlichtingen omtrent ’s Lands
aangelegeriheden en besloot zijne rede met het betoogen der
noodzakelijkheid, van de opstandelingen op den Capaha
geen tijd te gunnen zieh steviger te nestelen, maar hen
spoedig en krachtdadig aan te tasten en uit een te jagen.
Hierop nam hij de gevoelens der leden op , en begon met den
jongste , den winkelier, die, oogenschijnlijk door zijne
vroomheid, doch meer nog doordien hij alle voorstellen des
Landvoogds altijd beaamde, een witten voet bij hem had.
Ook dezer keer bleef v a i AEFEiniet in gebreke , alles toete-
stemmen wat D em me r slechts wenschon kon, en wijdde
daar bij in het breede uit over het gevaar, hetgeen de gods-
diensb in het land liep, indien die Moorsche honden niet
beteugeld werden, en, geheel in den geest van den vorigen
dag doorsprekende, eischte hij' bloed en niets dan
bloed, om hunne vermetelheid te straffen en hen tot den
laatsten man uitteroeijen. De overige leden, hoezeer ee-
nigzins onthutst door de bloedige en wraakgierige aan-
spraak des winkeliers , knikten allen , als wäre jabroers ,
slechts met het hoofd , aangezien zij het door ondervinding
wisten, dat hun j a of neen bij de beslissing der zaak
niets ter wereld zou afdoen. Desniettemin was er in de
zaal een man, die, ieder hunner met strenge blikken aan-
ziende, den moed had lvet hoofd afkeurende te schudden ,
en die man was » kapitein J a c o b V e r h e i d e i , met wien eene
nadere kennismaking voor den lezer niet onnoodig kan
geacht worden.
Ruim twaalf jaren waren er verloopen , sedert J a c o b
Terheidei , als vaandrig, den eersten voet op Ambon?*
wal gezet had. Onlangs eerst, was hij , na als luitenant
verscheidene jaren aldaar gediend tehebben, tot den rang van
kapitein verheven. Reeds hebben wij gezegd, dat hij een
somber en droefgeestig uitzigt had, en werkelijk op geheel
Amboina was geen Europeaan, die stiller en afge-
trokkener leefde, dan kapitein Verheidei. Zijn ouderdom
verschilde slechts een vijftal jaren met eene halve eeuw.
Nimmer vertoonde hij zieh in eenig gezelschap en nooit
zag men hem op straat of längs den weg, dan ter ver-
vulling zijner dienstpligten. Op deze was hij siipt eh
geregeld en tevens als de dapperste en beleidvolste mi-
litair bekend, welke zieh op Amboina bevond, waardoor
hij in krijgszaken het vertrouwen der verschillende Land-
voogden, en vooral dat van Demher had gewonnen.