
historie met de zwagerin van den Gouverneur Gijse e s ,
op rijm en leer het, — want ik zal er wel eene wijs op
vinden , — mijne piekeniers zingen , zoodat uwe ooreu
er van tuiten zullen, telkenmale als gij in het kasteel
komt.”
»Foei, vaandrig! wat zijt gij driftig. Bedenk . . . . . ”
» Ik bedenk niets, duizend duivels ! en däar van hem,
van k r e k , dien schijnheiligen femelaar, wil ik nooit iets
meer hooren;— ik veracht hem, en dat moet gij ook
doen, B ram ! Dat zou eerst deftig van u zijn en uw
stand eer aanbrengen.”
» "Wat bedoelt gij, — krek 1 S w a g e b
»Wat ik bedoel? nu nog schooner. Yraag het uw
eigen ik . of denkt gij dat wij geen geheugen meer heb-
ben? Duizend duivels! Het is ons niet ontgaan , vrorae
huichelaar ! hoe gij., tijdens den landvoogd Ca a n , den
burger d * C b a s t o , met zijne vrouw en pleegdochter,, in
uwen tuin op den fioodenberg, noodigdet om een paar
dagen, genoegelijk te zamen door te brengen. Gij liet
uwe vrouw te huis, die goede z ie l, zoo als het heette
om op de kleintjes te passen , maar eigenlijk , duizend
duivels ! om des te beter, in de gelegenheid te zijn,
uw verfoeijelijk doel met dat meisje, een nog onnoozel
kind van veertien jaren , waarop gij reeds lang een wel-
lustig oog geworpen had, te kunnen bereiken.”
De winkelier zuchtte en sloeg de oogen weer ontsteld
ten hemel. » Krek; S wageb , waarvan beschuldigt gij
mij ? Ik ben een te vroom Christen, om mij aan zulk
eene wandaad schuldig te maken. Daar en boven is het
bekend, dat het een mijner slaven was , die zieh verme-
t e l ”
» Neen! gij waart het, hondsvot!— Gij hebt uw on-
schuldigen slaaf aan uwe snoode vroomheid opgeoflerd.
Gij zijt de grootste en zwartste duivel van de duizend ,
/
H
die ik dagelijks aauroep. Gij hadt het zoo weten te regelen,
dat het meisje, gescheiden van hare pleegouders, in eene
afzonderlijke kamer moest slapen. Gij waart het, die des
nachts stil bij haar insloopt en hare eerbaarheid geweld aan-
deedt: maar omdat gij met uwe flikflooijerijen en femele'n
bij den Landvoogd C a a s in een goed blaadje stond, duizend
duivels! werd de 'door u beschuldigde slaaf aan een paal
doodgegeeseld, niettegenstaande de arme maagd steeds vol-
hield, dat gij en niemand anders de eerlooze sehender
waart. De zaak is daarmee voor u doodgebloed , maar niet
in het hart van elk braaf en eerlijk man uitgewischt— en
daarom,—duizend duivels!—Ik C o r b e l i s Dibkszoos S w a g e r
veracht, verfoei u. — Ga oogenblikkelijk heen o f . . . en
gij ook Br a k ! met uwe eeuwige deftigheid, vertrek, zeg
ik , duizend duivels! of ik za l. .
Hij had niets meer noodig te zeggen. Beducht voor de
gevolgen van zijn’ boozen luim stoven beiden de deur
uit en gingen — A b r a h am F l ü w e e r , S w a g e r beklagende
over zijn gebrek aan deftigheid, en k r e k ! met een ge-
weten, dat hevig klopte , nu hij zieh van eene misdaad
hoorde beschuldigen, die hij inwendig niet kon loochenen ,
bijna zonder afscheid van elkander te nemen, elk naar zijne
eigene woning.
Wij zullen over S w a g e r ’ s arrest niet verder uitweiden.
Immers het liep a f, als zoo vele nietige uitvloeisels van
eenen stand , die , hoe roem - en eervol ook , evenwel. raen-
schelijker wijze gesproken, een maatschappelijk, doch te-
vens door den drang der wereldsche omstandigheden, een
noodzakelijk kwaad blijft. De winkelier echter, welke
zieh nimmer zoo hard had hooren aanspreken over eene
zaak, waarover hij dacht, dat reeds lang de sluijer
der vergetelheid geworpen was, ontdekte, voor hem helaas
! te laat, dat ook hier op aarde somtijds de geregte
straf voor geheime misdaden niet achterblyft. Door