
Me 4Tanbtr00gb
GÉRARD DEMOIGR EN DE V ERR A D ER .
In het kasteel Victoria heerschte eene algemeene stilte.
De drukkende middaghitte deed, de • hieraan ongewone
Europeanen naar rust verlangen. Velen hunner, wien
de huizen en barakken in die vesting tot woonplaats
dienden > liadden zieh in de koele achter - galerijen cp
banken «f op hunne gewone legersteden uitgestrekt:,
om die rust, gedurende een kortstondig uurtje te ge-
nieten en alzoo den koeleren avond a f : te wachten.
Slechts de wachten onder de \ land - en' waterpoorten
waren op de been en zaten met elkander te keuvelen.
Velen dier manschappen betoonden zieh verheugd over
de nieuw uitgebrokene onlusten , waarvan de mare reeds
tot hen was overgekoraen ; — anderen, daar en tegen ,
zaten in eene bedrukte houding, en peinsden over de
vermoeijenissen , welke zieh weder in het* verschiet
opdeden, en waaraan zij zieh op nieuw zouden moeten
onderwerpen. Hoezeer geenszins gebrek aan moed hen
een’ donkeren blik in de toekomst deed werpen, —
want dien hadden zij te dikwijls betoond, te veel
blijken hunner volharding gegeven , — zoo hadden evenwel
hunne overwegingen niets streelends. Hun trouw gebeu-
gen wakkerde het tafereel der eilende op , welke zij
reeds zoo dikwijls op hunne bloedige binnenlandsche
togten hadden moeten uitstaan , en door ondervinding
de berg* en rotsaclitige streken kennende, werwaarts
zij al weder de wapenen zouden moeten wenden, zoo
was hun gemoed vol van een vooruitzigt, d at, in hun
oog, niets aangenaams opleverde.
- Slechts ztj — die nimmer diergelijkc togten hadden
medegedaan;— die, naauwelijks eerst uit het moederland
aangekomen, dadelijk, te B a ta v ia , bestemd waren
geworden om een deel van het garuizoeu te jimboina
uit te makens zij slechts deelden niet in de bittere
gewaarwordingen der oudere en aan ondervinding rijker
militairen. Stout op hunne jeugd, moedig van aard en
met nog ongetemperde driften en neigingen, zagen zij,
als het wäre, met minachting op hen neder, »wien
eenige jaren verblijf in deze gewesten eene bedaardheid
en een phlegma hadden doen verwerven , waarvan zij
zieh geen f denkbeeid konden vorinen. Vooral trokkeu
zij den neus op voor de oude blaauwe linnen wara-
buizen met roode neerslaande uitgetande kragen , met
welker verstelling eenige dier phlegmatieken op de wacht
den tijd dooden. Gemakkelijk waren zij van elkander
te onderscheiden. Terwijl de blos der gezondheid op de
wangeu der nieuw aangekomenen prijkte, en hun een
gevoel van sterkle inboezemde, dat in deze gewesten,
bij de minste vermoeijenis , zoo spoedig verloren gaat
terwijl bij hen de levenskrachten noch door ziekten
noch door ontberingen eenen schok hadden ondergaan ,
die zev hetzij eensklaps , hetzij langzamerhand , gemeenlijk
ondermijnt, zagen de oude Ambonsche saguweer-drinkers
er integendeel bleek, waterzuchtig en dikbuikig u it ,
en hunne spille beenen, zonder kouzen of schoenen,
strekten tot kenteekenen hunner magteloosheid. De koek
( verharding der milt) had eenigen hunner beet, en
sluipende binnenkoortsen verslapten van lieverlede een
ligehaam, dat tegen hevige ziekte - schokken en ver-
moeijeuissen niet meer bestand was. Kwijnende liepeu
zij als geesten rond, en het levensbestaan was den
meesten hunner een last, een walg, waaraan zij hoopten
door den dood spoedig een einde gemaakt te zien.