
Op den 6den Junij 1629 zag men vroegtijdig voor het
Stadhuis tc JBatavia, alwaar een schavot was opgeslagen >
eene menigte burgers vergaderen , en eenige vaandels der
bezetting rukten uit het kasteel en bezetteden de toe-
gangen. Eene plegtige stilte heerschte onder die menigte
en aller oogen wendden zieh slechts naar één punt; —
naar het bordes voor dat gebouw — en in die oogen
stond geene nieuwsgierigheid maar wel het hartelijkste,
opregste medelijden «te lezen. Menig’ vriend ontglipte
een traan om den vriend, den speelnoot zijner jeugd,
dien hij weldra zoo droevig zou verliezen. Menig dap-
pere betreurde den dappere, wiens laatste stond nader-
de. Ook de natuur scheen in rouw en als met een dood-
floers overdekt. Een diepe nevel zweefde over de stad.
Flaauw slechts konden de eerste stralen der opgaande zon
zieh een’ doortogt banen door dien zwaren walm, en taan-
den bleek en waterachtig op het aardrijk. Daar verscheen
Korteshoei' , gekleed als vaandrig der schutterij, doch
blootshoofd en met open hals. Hij had den nacht bid-
dende doorgebragt en was kalm en bedaard. Geen zweem
van onrust zweefde op het schoone, indrukwekkende ge-
laat. Mannelijk stond hij daar, even als of hij nogmaals
den vijand te gemoet zoude gaan. Yriendelijk wenkte hij
met de hand der droevige naar hem starende menigte een*
morgengroet to e , wierp zieh op de knieén en bad...Bostics
, de hem tot zelfs in dit veege uur niet verlatende
edele Bostics— knielde mede, en alle aanschouwers ont-
blootten de hoofdén , en toen de eerste doífe toonen der
doodklok zieh lieten hooren, vergezelde bun weemoedig
amen de laatste woorden van den ongelukkige, — en op
dat geluid rigtte hij zieh op; — omhelsde zijn’ oprjg-
ten vriend; — - staarde voor één oogenblik naar de zon ,
als wilde hij zieh in hare bleeke stralen nog eens ver-
kwikken; — zag om naar de open deur van het Stadhuis
om nog een’ blik, een’ oogopslag slechts zijner Sa ex op-
tevangen, — knielde toen bedaard voor den zandhoop ; —
deed zichzelven den blinddoek om en ontving, luide zijne
ziel Gode aanbevelende, den doodelijken zwaardslag , op het
tijdstip, dat de holle gewelven achter hem weergalmden
van de e$rste klaagtoonen, van de smartkreten, welke
de hevigste foltering aan Saba’s mond, aan hare teedere
lippen, die niets dan liefde kenden, die niets dan liefde
adernden, zoo wreedaardig ontpersten.
Werpen wij een’ sluijer over haar lijden.
De Opperlandvoogd Kozs overleefde slechts körten tijd
dien geregtelijken moord, die treurige onmenschelijke strafoe-
fening. Op den 20sten September 1829 overleed hij aan
de gevolgen zijner ziekte te midden eener dappere ver-
dediging der stad , toen op nieuw door eene groote menigte
Javanen belegerd, en werd op het stadhuis, des-
tijds tevens tot kerk dienende, statig met al de versier-
selen, pracht en eerbewijzingen van een’ Oppergebieder
in Nederland?s Indie bijgezet. Hij stierf gelijk hij had
geleefd, als een dapper, beleidvol krijgsman, en toen
bij zijne uitvaart het met scherp geladen geschut op alle
punten en sterkten ter zijner eere werd gelost, verspreidde
zijn dood zelfs nog schrik en verwarring onder zijne vij-
anden.
Dokter Bosxres kon het den Fiskaal vaj dex Hedveiv
nimmer vergeven ; dat hij, de foltering van Saba tot het
uiterste drijvende, met hären toestand geen deernis had
gehad. Immer vermeed hij sedert dien tijd zijn’ oragang,
behandelde hem, wanneer hij hem toevallig ontmoette, met
verachting, waarschuwde iedereen zieh te wachten voor
den geteekende en noemde hem nooit anders dan den
rooden satan.
Twee dagen na Koeh’s dood - verscheen op de reede
van Batavia het schip Rollandia. Aan boord bevond
1* DEEL.