
delijden inet het kind , dat hij zoo innig beminde en hat
welk hij van hare prille jeugd tot beschermer , tot vader
verstrekt had, en honderdmaal liever had hij den wreed-
sten , den hardnekkigsten vijand in het gezigt gezien , dan
haar een woord te zeggen , hetgeen haar hart van hem zou
hebben kunnen verwijderen—hetgeen haar in nog grooter
maalstrooin van onzekerheid en ongerustheid zou liebben
kunnen werpen. i Hij zweeg.
» Yader ! — hervatte S k T i e d j a , zijne knieen met drift om-
helzende , —laat mij nie.t eeuwig ten prooije inijner ver-
twijfeling. Ik smeek het u. Zeg het mij. Ben ik uwe doch-
ter of is raijne droom eene wezenlijkheid ?”
» Neen , Sb T i e d j a ! —antwoordde P a t iw a it i , een midden-
weg kiezende om haar gerust te stellen ; — gij zijt mijn
kind en toch geen Hitocze...”
Yerstomd zag S b T i e d j a hemaan. » En mijne inoeder ? ”
» Is niet zij , die als zoodanig voor u gezorgd heeft.
Zeer jong bragt ik u van Kelang, alwaär ik ook gehuwd
was, na den dood uwer wäre inoeder herwaarts over, eh
ik geloof n ie t, dat gij het verlies , dat gij zoo jeugdiggele-
denhebt, u kunt herinneren , noch bespeurd zult hebben.”
» Neen, Yader ! de moederlijke zorg van haar , die ik
steeds vertrouwde zulks te zijn , heeft onafgebroken over
mijne jeugd gewaakt en steeds zal ik haar dankbaar daar-
voor eeren en hoogschatten. Maar het geheim dezer ket-
t in g ,— en zij baalde van onder haar baadjoe de bewüste
gouden ketting uit — staat dat ook in verband tot mijne
geboorte ?”
» Sb T i b s j a ¡—antwoordde P a t iw a s i hoog ernstig; — hetis
nog geen tijd om u dat geheim te openbaren. Gij' kent de.
omstandigheden, waarin gij daarvan gebruik moogt ma-
k en; — doch overigeus moogt gij voor het tegenwoordige
niets weten. Denk aan den eed op den dag uws huwelijks!
denk..
y> Die eed heeft geen kracht meer,” viel hem Iman R i u j a -
u in de rede, en zulks op een zoodanig strengen toon, dat
P a t iw a n i hem verwonderd aanzag en vroeg:
» Waarom niet ?”
» Zij heeft onze godsdienst verloochend.”
» Ik ? onze godsdienst verloochend ! wanneer dat JmanPy
riep Sn T i b d j a v o I ontzetting.
»Zoo even. Gij zeidet immers dat gij geene Mahome-
daansche , — dat gij eene Christin waart. Gij ontkent. dus
uw geloof en verloochent onzen Profeet.”
»Neen, dat niet Iman! maar ik was in verwarring; mij
outsnapten woorden», wier beteekenis ik als gewigtig erken,
doch die ik nu plegtig herroep , — want nimmer zal ik den
God mijner voorvaderen, den profeet inijner ouders verza-
ken.”
» Herinnert gij u de woorden, die den grendslag uitma-
ken onzer Godsdienst, S b T i e d j a ?”
» Ja , Iman / ”
» Welnu! herhaal die dan hier in onzer aller tegenwoor-
digheid , opdat wij op nieuw vertrouwen kunnen stellen in
uwe opregtheid aan'. ons geloof.”
En S b T i e d j a stond op, begafzich naar den geestelijke,
wierp zieh voor hem op de knieen en, terwijl er eene pleg-
tige stilte in het vertrek heerschte, uitte zij met bedaard-
heid , ofschoon hevig aangedaan , en snikkende , de woorden
: » La illah illalali nabi Mohamad rasoel ^Illah'>1
(I) , waarop zij , hären schoonvader , echtgenoot en A l m ih a
de knieen kussende, allen nederig om vergeving bad voor
de ongerustheid, welke haar te mannelijk gedrag en deszelfs
noodlottige gevolgen hun veroorzaakt hadden.
(i) Er is geen God dan God, en de profeet Mahomed is een
gezant Gods.
2 ie D E E L . 8 .