
in h e t z a n d n e d e r , t o t d a t de g r o e p v r o u w e n e n k i n d e r e n ,
o n d e r a a n v o e r in g v a n T o e e o e c a b e s ie d e n m a r s c h w e d e r h a d
a a n g e n om e n e n e e n e in d v e r o p w e g w.as.
Werkelijk had ook Patiwaki eenige oogenblikkeu te voren
eeu kort gesprek met zijne vrouw ,. Se Xiedja’s pleegmoe-
der , gehouden en deze gelast, wanneer Toeloecabesib haar
naderen mögt, zieh een weinig te verwijderen en beide de
gelegenheid overte laten om zieh te onderhouden. Te ver^
geefs had die vrouw hem voorgehouden , hoe strijdig zulks
was m«t hunne zeden, want kort af had hij geantwoord
» ik wil het zoo” , en elk een wist, dat, na zulk een
antwoord, wilde men de gevolgen zijner gramschap niet
ondervinden, niets dan gehoorzaamheid overschoot.
ToecoECABKsrE, wetende dat hij door P a .tiw a .k i . in den
rüg gedekt was, gelastte zijne volgelingen voor de vrouwen
en kinderen uit te marscheren , zieh in persoon achter
die groep houdende: en had zoowel op dat oogenblik, de
zon met hären verlichtenden glans haar bestraald, als nu
de bleeke raaan haar met hare matte stralen bescheen,
dan zou gewis ieder verstorad hebben gestaan » over de
dan zeker meer kennelijke schoonheid der meeste vrouwen ,
welke deze groep uitmaakten. Doch onder al die schoo-
nen , was ontwijfelbaar de schoonsle—r. was onwederspreke-
lijk het pronkjuweel der natuur, Z ij / die voor de
dochter van P a t iw a k i doorging— de waarschijnlijk vroeger
genaamde M a b ia . ! — eens het Christen k in d ; — nu — door
een’ zamenloop van omstandigheden, —S e T i e b j a , het Ma-
homedaansche meisje. Hare rijzige gestalte en welge-
maaktheid blonken boven alles u it , — rnaar hetgeen voor-
namelijk in haar het oog onafgebroken boeide, waren de
blankere tint van haar fijn besneden olijfkleurig gelaal,
dat daarenboven als met een rooden waas bedekt was, even
als de door den dauw verzadigde roos bij het opvangen
der eerste zonnestraten ; —-de grieksche vorm van hären
met het ovaal hares aangezigts geevenredigden nens
en vooral die donkerbruine oogen, welke dan eens schit-
terden van een helder vuur» dan weder door hare zachte
uitdrukking den haar aauschouwende deden verstommen,
doch die tevens het kenmerk droegen , dat zielskracht en
gelatenheid, berusting in het lot dat haar was voorbe-
schikt, de grondtrekken waren van haar vrouwelijk ka-
rakter. De zware, zwariharige, boogsgewijs gevornide
wenkbraauwen gaven het gelaat eene donkerheid, die het
kenteeken was van den vrouwelijken moed , welke haar
bezielde en den aanschouwer ontzag inboezemde. Maar
opende zij de door het Sirie-rood gekleurde lippen en
liet zij dan d e , wel door dat betelkaauwen zwart gewordene,
doch tevens net en gelijk geslepene , gedeeltelijk
met goud ingelegde , landen zien , waardoor onwillekeurig
een’ glimlach op haar gelaat verscheen, dan verdween die
vrees, en men zag in haar niets dan de vrouw; de
bekoorlijke engel; om wier bezit men alles zou willen
opofferen ; de vrouw, die, door een blik slechts , duizenden
voor haar kan doen knielen en hem reeds op aarde eene
ougekende zaligheid doet smaken , aan wien zij de leiding
van hären levensloop wel wil toevertrouwen.
Dan, hoezeer wij reeds gezegd hebben, dat zij eene ze-
kere mate van karaktervastheid bezat en een’ blik in de toe-
komst had geworpen, die haar beangst deed zijn van eens
een’ onmannelijken echtgenoot ten deel te zullen vallen ,
zoodat men zou kunnen veronderstellen , dat een , meer dan
vrouwelijke , ernst den hoofdtrek van dat karakter uitmaak-
t e , en zij slechts genoegen schepte in mannelijke daden en
handelwijze , was dit alles echter alleen het gevolg der omstandigheden,
waarin zij zieh bevond en geenszins haar
aangeboren. Integendeel, wanneer zij zorgeloos in den
huisselijken kring kon verkeeren; wanneer zij zag, dat
haar vader , door niets gedrukt en den fieren krijgsman voor
1 * DBEL.