
» Dat hebt gij , man ! het schert kapitein Vkrheideb ,
aan geheel iets anders , en sedert het lautste geveeht is
hij i zoo als ik hoor , nog onbegrijpelijker dan te voren.”
» Gij hebt gelijk, M oerlag ! en mij is het een raadsel,
waarom hij dien lafbek , welke dreigend voor hem stond ,
niet in eens den kop kloofde. Ik heb hem in de verte ge-
zien, en hij had niets van een gedueht krijgsman, dat
kan ik u verzekeren ; — integendeel geloof ik , dat, in*
dien hij eene Oeti-oeti aan gehad had , een meisje er niet
fraaijer kon nitgezien hebben. Wat nu dien ouden door-
houwer bewoog, om als een standbeeid voor hem te
blijven staan, dat zullen wij misschien eerst door zijn
testament te weten krijgen , want bij levende lijve, zal
hij het ons wel niet verteilen , en ik wil er om wedden,
dat hij . . . . Maar, duizend duivels! wat is dat?”
Te midden zijner rede werden hij, Moerlag en de hunnen
uit het geboomte, dat längs den steilen Capäha
groeide, met eene hagelbui kogels en pijlen begroet,
die een paar der manschappen het leven kosteden en ook
eenigen gevaarlijk wondden. Wie hun dat onverwaohte
noodlottige salut toebragt, kon men niet bespeuren en
den berg niet kunnende beklimmen, zoo oordeelde M oek-
lag , die S wager in het oor beet: » Dat komt van uw
praten, wij hebben onzen tijd verbeuzeld,” dat het
meer dan tijd was om voorzigtig terug te trekken, wilde
hij niet nog meer volk nutteloos verliezen. Met de
uiterste omzigtigheid keerde hij en de zijnen dan ook den
berg den rüg toe en kwamen weldra te Lian terug,
waar de luitenant den Landvoogd D em m e r een naauwkeu-
rig verslag van zijn wedervaren indieodo, en hem bewe-
zen hebbeude , dat hij ten rolle zijn pligfc volbragt had,
diens gramschap deed vallen op de wegwijzers, welke
dadelijk, als met den vijand heulende, zonder genade
werden opgehaugen.
In vele opzigten was die straf niet onverdiend. Onge-
vraagd hadden zij den Landvoogd hunne diensten aangebo-
den, doch tevens T o e lo e c a b e s ie oratrent diens voornemens
gewaarschuwd, waardoor deze op zijne hoede kon zijn, en
maatregelen nemen, die, al wäre het plan ook gelukt,
niettemin het vermoeide Compagnie’« volk groot nadeel
konden berokkenen. In de versterking op den Capaha
was in dien nacht alles op de been en toen nu de wegwij-
zers het zoodanig hadden aangelegd > dat de opstandelin-
gen bij het aanbreken des dageraads aan den voet des bergs
de Nederlanders ontwaarden, ontvingen zij hemzoovrien-
delijk en bedekt, dat deze , in spijt hunner meerdere wa-
penkennis, ook op hunne beurt eene rugwaartsche bewe-
ging maken inoesten, die in eene wanhopige vlugt had
kunnen ontaarden, zoo niet S w a g e r zieh met de achter-
hoede dapper verdedigd en daardoor de opstandelingen ge-
dwongen had van de reeds ondernomene vervolging af te
zien. Bij dezen aanval had de hoogzwangere Se T i b b j a in
zopverre haar woord gehouden, dat zij T o e lo e c a b e s ie niet
naar den voet des bergs had vergezeld,. ofschoon zij toch,
geheel gewapend, de versterking was blijven helpenbewaken-
De op nieuw ondervondene teleurstelling deed den Landvoogd
Dem m e r inzien , dat hem alweder voor de hand niets
overschoot, dan den Capaha, zoo sterk mogelijk omzet
te houden, waartoe hij de noodige bevelen gaf, doch tevens
de bron der hardnekkigheid van de opstandelingen
hem niet onbekend zijnde . en den toevoer , welken zij van
Cerani’s zuidkust bijna dagelijks ontvingen, in eens wil-
lende vernietigen , zoo besloot hij de oorlogstoorts ook der-
waarts over te brengen. Hij gaf derhalve aan S w a g e r be-
vel omzich met een gedeelte der te Lian aanwezige magtin te
schepen, te geljjjkertijd. gelastende aan twee der medege-
bragte jagten, die, vermits het op Capaha een lager wal
stond te worden, niet voor dien berg geankerd konden