
en Demmeb gezorgd had , dat hij nooit kwaad meer kön
brouwen, werd ik tot loon van het aandeel, dat ik had
in de beugelijke overrompeling van Capaha tot kapitein
bevorderd, en kort kaarna— doch dat zult gij u wel
nog herinneren,— als opperhoofd te Honimoa geplaatst;
van waar ik nu kora, en ook een aardig sommetje heb kun-
nen overhouden, zoo dat ik er de brui van geef, om de
Compagnie langer te dienen. Daar is toch over het alge-
meen weinig heil bij haar te behalen , en ik blijf derhalve
hier; tot dat raijn. kameraad J as mij zal doen verhuizen.”
»Dat doet mij genoegen kapitein! en wij zullen alsdan
nog dikwijls een deftig uurtje pratende met elkander kun-
nen doorbrengen. Yeel van onze kennissen zullen er te
Amboina wel niet meer over zijn.”
» N e e n B ra u ! i k ben n i e t z w a a r m e t c om p l i in e n t e n v o o r
u beladen. Uw vriend Dbmmer................ !”
» Mijn heer en meester , meent gij , — de man was veelte
deftig om zieh zoo familiaar met mij te maken, — werd
in hetzelfde jaar, dat ik van Amboina vertrok ook
van daar verlost, nadat hij door den deftigen Arroed
Veamirg var OuDsnooRH vervangen was. Het nagelland
heeft zelden een gelukkiger Landvoogd gehad dan hij, en hij
heeft, toen hij van daar geligt werd, het land in zulk
een staat van rust en vrede overgegeven , als in geen twin-
tig jaren gebeurd was. Wij moeten ook bekennen , dat hij
een knap en voortvarend raensch was, onder wien wij deftig
hebben moeten voorhouden, vriend Moebeag !”
» Dat erken ik — ofschoon reeds voor zijn vertrek, te
K e la n g , een onweder met de Ternatanen broedde, dat
drie jaren later is uitgebroken en ons de handen vol
oaf. Maar waar woont onze gewezen Landvoogd ? ik wil
hem gaan bezoeken.”
» Dan komt gij te laat, want als hij nog leeft, hetgeen ik
niet weet, zit hij hoog en droog in het moedcrland. Ik
heb hier nooit veel last van hem gehad , evenmin als toen
ik zijn geheimschrijver was. Ontmoette hij mij , dan knikte
hij mij toe en , na hier nog zes jaren een deftige raad van
Indie geweest te zijn, is hij—met zijne koetjes — want
hij had ze op het drooge Moereag ! als Admiraal van
de retourvloot naar Patria gezeild. Ik denk er nog al-
lijd om, hoe hij mij met Swager naar Alang gezonden
heeft en waarlijk had die brave vriend , en dat was hij ,
in weerwil van zijne duizend duivels , waarbij hij steeds
vloekte , mij toen niet van dat kromme gedrogt afgehol-
pen , dan zou ik hier niet zoo gemakkelijk mij ne zoete
duitjes zitten te verteren.”
» S wager’s vervanger , de vaandrig J ab W ieebmszoor ,
heeft het ook niet lang gemaakt B ram !”
»Dat weet ik kapitein! hij stierf nog hetzelfde jaar,
dat hij vaandrig was geworden. Maar, vertel mij eens ,
hoe kapitein V e r h e id e r het wel gemaakt heeft na mijn
vertrek ?”
» Altijd hetzelfde. De slag , die hem door het verlies
zijner dochter I sol ira toegebragt was, — gij herinnert
het u immers — zij die hij als de vrouw van T oeeob-
cabesie weer gevonden had, — deed ons eerst vreezen,
dat zijne stilzwijgendheid tot krankzinnigheid zou over-
gaan. Zulks is echter het geval niet geweest, of de
wijze, waarop hij in den strijd altijd den dood zocht,
raoest als eene vlaag dier zielsziekte beschouwd worden.
Zoo lang er niets te vechten viel, was hij somber en
slil en de Landvoogd maakte hem Fabrijk van het
kasteel en de stad Ambon , om hem door veelvuldige
werkzaamheden eenige alleiding te verschaffen. Het eenige
waar over hij zieh wel uitliet, was het smartelijke der
onthouding voor hem, van het zoontje zijner I soe ira ,
en ik heb er nooit achter kunneu komen , wat er van
dat kind geworden is. Toen de oorlog weer begon,