
raakiüg , en ik bea er uiet ongevoelig voor , dal ik dat
g e lu k au zo o onverwachts g e a ie t. L a a t oas een weinig
k e u v e le n , v r ie n d , P a t iw a s i ! mogelijk dat ik u daaidoor
o v e r tu ig , d a t . . . . . ” ,
» Ik p ra a t nooit luet mijuea vijand, maar v e ck t inet hem.”
»Hat is bekend, o u d je !— maar alles hee ft zijii tijd en
wij bebben nog wel een oogenblikje o v e r , alvorens elkau-
de> nader op de buid te komea. Luis ter en gij zu lt gewis
toestemiuen , dat ik gelijk heb. Gij z ijt een reg te woelge6st
en hebt der Compagnie a l vrij veel speis geinaakt. Onver-
zoenelijk is zij echter niet , en daarom rade ik u , als een
op regt vriend , aan , oin bij mij over te körnen. I k zal
u naar de k o t ta Laha brengen , en de Gouverneur z a l u
z e k e r goed ontvaugen , v o o r a l, indien hij h o o r t , dat gij
v r ijw illig to t hem koint. W o rd t gij daarenboven nog Christen
, dan is de lex s ch o on , en gij k u nt des n o o d s , als gij
w i l t , van nienws aan beginnen. Gij z ijt een slinune grijs-
kop , da t weet ik , en schooner gelegenheid oin er met eere
a f t e körnen , z u lt gij wel n ie t elders vinden. W a t dunkt
u P a t iw a s i i neemt gij miju vo orstel a an ? ”
P a t iw a s i , van woede schuiinbekkende, en in zijne orern-
baai op en neer loopende fhad die aanspraak a l lang v e r -
ve eld en stond op bet punt om zieh in ze e te werpen en
S w a g e k ’s v a a r tu ig te beklimmen , toen hij op eens , zijne
d riften n ie t lange r meester, op h e tv o o r s te l om C h r is ten te
w o rd e n ! zijne toraua in de lu ch t drilde en ze , onder het
brüllen der woorden: » zw i jg , kaffier ! en v a a r te r helle
S w a g e b in de b ors t wierp , die daardoor hevig. gewond en
door den schok a chteruit deinzende , evenwel b esef genoeg
behield om zijne pistolen u it den go rd e l te halen en op den
grijskop aanteleggen.
»D u izen d d uive ls ! da t is v a l s c h ;— da t had ik van een
P axiwasi n ie t verwacht en A bbaham F luweee zou u nooit
vo o r een deftig man houden. Maar ik v o e l . . . . .k e t wordt
. / / C . / C \ , .
' 7 i t 'V c -A . > Yi. / r c v « A d W , ^ lf~ 9 Q A <2-v, -¿e
tijd . . . . . in mijne b o r s t , — eu al zijne krachten inspaiiL
ueude riep hij :—-daarslik op . dat z a lu wel lammer maken,”
eu loste zijne pistolen en schoot zijnen ouden tegenstunder
in de borst en in de b u ik , zooda t deze achter over tu i-
melde en in zee v ie l, lutusscken t ro k S w a g e b de piek
u it zijne b o r s t , draaide twee a driemaal in het rond ,;..viel
bewusteloos op den bodem zijiis va a rtu ig s neder , en blies
slechts. eenige oogenblikkeu d a a rn a , vo or het la a ts t zijn
duizend duivels uitroepende , het levens licht u it.
Zijne ro e ije r s , door dit onverwacbt ongeval o n lh u t s t ,
grepen naar de riemen en repteu zieh oin de aanvallende
p a r t i jt e ontvlug ten. Doch ook deze dacht aan g e e n e v e r -
vo lg ing . Naauw was P a h w a s i over boord gevallen o f ee-
nigen zijner getrauwsten sprongeu hem na doken hem op,
enhieven hem in- de orembaai. Hem scheen evenwel geen
ander "bewustzljn meer over dan het pijnlijk wijzen naar den
Capaha, w.aaruit de zijnen begrepen , dat hij derwaarts
wenschte geb ra g t t e worden. Zij haästten zieh aan dat
verlangen te voldoen en het was voornamelijk hier aan
te danken , d a t Sw'agek’ s lijk ongeschonden in de schansen
aan de Telloboari’s r iv ie r bij zijnen vr ien d Moebxag aan-
kw am , die het nog denzelfdeu avottd met de gro ö tste e e r -
bewijzen ten g ra v e bestelde. Onmiddelijk zond hij' ook over
den landweg de droevige tijding van Sw ag eb ’ s sneuvelen
naar Amboina, waar zij onder zijne v e le vrienden en k en -
nissen eene groo te verslagenheid e n ! deelneming ve rwekte ,
en Abbaham F e iiw e e l i der nagedachtenis zijüs vriends eetf’
opregten traau toewijdende, tnompelde bij zieh zelv en : »zoo
is dan zijn vo o rg evo e l töch bewaarheid , en , d e ftig is hij,
zoo als ik hoop , to t eeii b e te r leven o v ergeg a an .”
Reeds daalden op dien dag de stralen der zon n ie t meer
loddregt op de aarde neer, maar neigden naar het westen',
toen men in de v e rs te rkin g op den Capaha een langen
trein langzaam en moeijelijk den b erg za g beklimmen.