
schuldig, want die liefde was mijn leven, mijne hoop ,
miju alles, — en zonder u....Ach! troost mij Pikter ! ik
wankoop aau de toekomsfo;<...<Ik sidderi voor dien stond,
voor dat uur, waarop ik openlijk-...--Ik zal het niet door-
staan , die schände.....en >ook gij , gij » mijn eenigste steun
ontvalt mij ; — ook gij zull... Op Wien zal ik du nog Vertrouwen
, nu ook gij , Pieter !....” ” ■ !
»Op God! en uwen vader, indien deze eens weder1 te-
rug mögt keeren. — Hij zal u , schuldelooze ! niet ver-
stooten, even min als de Almagtige ons den tnensChelij-
ken misstap zal aanrekenen , dien wij zoo willens waren
te vergoeden, zoo slechts onze wreede regters ons dit
niet verhinderd hadden. Doch in dit uur mag geen wrok ons
ineer bezielen.-- In dit uur» het laatste dat wij elkander
zullen zien , -- het laatste onzer liefde , — smeek ik u :
lie f geduldig, lieve Sara ! om der vrucbts wille die gij
onder het hart draagt, om dat pand onzer voor God ge-
slotene vereeniging, die geen menschelijke magt vernieti-
gen kan; troost u in uw lot en draag het gelaten; leer
het kind, wanneer het eeninaal het levenslicht zal aan-
schouwen , mijn’ naam , den naam zijns vaders stamelen ;
leer het te vertrouwen op Hem, voor Wiens troon wij
eens hereenigd de wederwaardigheden zullen vergeten, die
ons hier zoo smart voltreffen. In zijn, S ara ! — onze Gods-
dienst geeft mij daarvan de zekerheid , — in zijn weldadig
oog is onze misstap door ons lijden uitgewischt, en zijne
genade zal ons niet ontgaan. Belooft gij mij, Sara ! voor
u zelve, voor uw kind te zullen leven en niet te wan-
hopen? ”
» lk beloof h e t ,” stamelde Sara snikkende.
» Kom dan! gij eenigste liefde die ik ooit gekend heb |
nog slechts weinige oogenblikken blijveu ons over; — wer-
pen wij ons op de knieen en bidden wij.”
£n zij wierpeu demoedig zieh neder en baden.... En
zij zonken op de kille steenen van het sombere kerker-
gewelf ter aarde, en bij het schijnsel der flaauw brandende
lamp verhieven zij hunne zielen tot onzer aller Oorsprong I
Weggesleept door het gevoel, dat hen in dit oogenblik
beheerschte, straalde eene hoogere reine verrukking hun uit
de oogen, en als onstoffelijke wezens, als reeds van deze
aarde gescheidenen , knielden zij daar, en vonden troost—
innigen troost in de woorden: » kom tot mij , Gij ver-
moeiden !” — en zacht opende zieh de kerkerdeur — en Bos-
tiiis,— de goede Bobtmis stond voor hen, en door hunne
geestvervoering, door hun vertrouwen op den Almagtige
tot smeltens geroerd, leide hij hun, als het wäre door
eene Hemelsche ingeying vervuld, de handen op de hoofden
en zeide plegtig: »hinderen! want mijne kinderen zijt
gij, nu alles u verlaat, — nu gij buiten God geen’ steun
meer vindt op aarde, — kinderen! ik zegen u in den naato
van Hem, die u zoo zwaar beproeft, om u voor reiner
Hemelkringen te louteren. Kortbkhoef ! verlaat deze we-
reld met het bewustzijn van een boetvaardig geweten;
met de overtuiging dat u geene zonde meer drukt, want
däar boven is uw misstap u vergeven. Verlaat dit leven
met onbezorgdheid voor haar, die u zoo dierbaar i s , want
Sara is mijne dochter, en ofschoon ik haar niet aan het
wreede uur der beproeving kan onttrekken , Zal ik toch voor
haar zorgen als voor mijn kind — als voor mijne dochter,
en mijne laatste bete zal zij met inij deelen. ”
En de klok sloeg acht uren, en Kortkbboef , ver-
heerlijkt door dat gebed, versterkt door die belofte, sprong
op, omhelsde kort maar vurig zijne Sara , en eer zij nog
eens de armen naar hem konde uitstrekken, knarsten reeds
de grendels der achter,hem en Bohtius digtVaUende kerkerdeur.