
van achter een tabhir ( chitsen voorhangsel) te voor-
schijn, — hoor het, zeg ik u ; — ik zwierf gisteren
nacht bij den zetel van Krain Loi, bij den steen waar
wij alle jaren offeren , rond; — ik bad, — ik smeekte
om geluk voor mijn’ kleinzoon , den kleinen Albinos , die
mij heden ontroofd i s ; het was helder weder , de raaan
even *ondergegaan en de hemel schitterde van sterren ; •
maar op eens betrok de lucht; — alles werd stik donker
om mij; — nachtuilen fladderden en krasten mij om het
oor; popokangs f l) vlogen over mijn hoofd; - het bhk-
semde en donderde onophoudelijk; — de zetel zelf glom
als een vuur en eene vurige gedaante klom op denzelven ;
ik zag Krain Loi, want die was het, naar mij zijne
handen uitstrekken en hoorde hem mij toeroepen: »Wee,
wee, over u a l l e n—en verdwenen was de verschij-
ning! — Doch toen ik omkeek, rende een vurig paard
raet een bloedrooden ruiter mij voorbij , die iets voor op
hetzelve scheen te hebben, en die ruiter geleek sprekend
op Daing Ma b i l l a , en toen ik hem heden morgen in de
jagtvlakte ontmoette, had hij hetzelfde bloedgezigt als dien
nacht. — Daarom, K ra in ! hoor het; — wraak over hem
en wraak over allen die zijne vrienden zijn, en die wij
in het Laijkansche zullen vinden; — wraak, zeg ik u ,
of Bonthain gaat ten gronde!” — en hierop het huis
schielijk verlatende, vlugtte hij het bosch weder in en
was in geen twee dagen zigtbaar.
( j ) Op het ten zuiden van Cel e be s gelegen eiland Salei-
jer bestaat het geloof, dat sommige personen ingevleeschde
duivels, popokang, zijn, die des nachts de ingewanden uit
hunne ligchamen nemen en daarna overal omzwerven, om anderen
door tooverij naar ziel en ligchaam te vermoorden.— (Zie ook
als voren fo. 589-)
Met moeite en inspanning gelukte het eindelijk den
werkelijk mannelijken doch door die droevige omstandig-
heden en treffende voorspelling (daar ook hij het geloof
nan geesten en vooral aan de magt van den anders on-
zigtbaren Krain Lox in het harte droeg), ter neergesla-
gen vorst, de rust in zijn huishouden te herstellen en de
noodige bevelen te geven, dat zijne kampongshoofden den
volgenden morgen bijeenktfamen om te beraadslagen, wat
in dien stand van zaken te doen. De bewaring des
vredes lag hem naauw aan het harte, en toen al zijne
raadslieden vereenigd waren, was het eerste veorstel wat
hij deed in dien geest, en dus om twee zendelingen naar
Laijkan te doen gaan, om niet alleen zijne dochter,
maar ook den kleinen Albinos terug te eischen , onder be-
dreiging van in het tegenovergestelde geval dien vorst
daartoe door geweld te zullen noodzaken. Doch deze
zendelingen konden niet tot de hoofdr'oovers doordringen,
en de Glarang van Lembang, een derzelven, was zelfs
verpligt geweest, zieh met de kris in de hand een’ terug-
togt door het gespuis, dat hen op weg ontmoette, te
banen, en daarbij ligt gewond geworden. Zijne goede,
vredelievende voornemens nu geheel versmaad en verijdeld
ziende, bleef er geen andere uitweg open dan tot de wa-
penen de toevlugt te nemen. Krain B o a t h a i * besloot
daarom zijn volk ten strijde te roepen, en , nadat Krain
T o m f o b o e i e , verontwaardigd over het gedrag van zijnen
oudsten zoon, zijne magt vermeerderd had met 100 ruiters
en 400 piekdragers, onder het bevel van Daing Ma-
k o b h a , trokken beiden, nu bijna even sterk in aantal,
den vijand te gemoet en stootten nog denzelfden dag op de
aan den regteroever der Tino gelegerde Laijkansche roo-
ver». Ook Poea Bisso was hen gevolgd , hijgende onder
den last der wapenen , waarmede hij zieh had omhangen.
De zon had het middenpunt hares loops bereikt. De