
het dof geluid van versoheidene robana’* (I), de helden-
daden hunner voorouders. Langzainerhand verloor zieh
dat gebroin , en toen alle genoodigden gezeten waren ,
stond Ärain L aijkax op en spralc hun eenige woorden
to e , waarin hij te kennen gaf, dat hij alsnu het bij
den aanvang eens krijgs gewone offer wilde doen, naar
welks kenteekenen men den goeden ultslag zoude kunnen
afmeten. En koud en gevoelloos trok de oude wreedaard
zijne kris en stak haar , onder het prevelen van eenige
gebeden en aanroeping van Gods naain en dien van zij-
nen profeet , den, op het zien van dat blanke wapen
van schrik in een krimpenden, kinderlijken Albinos in
het hart 1 En toen hij ze uit de wonde trok — hoorde
men slechts eene zucht, — en het levenslicht des onge-
lukkigen wichts was uitgebluscht, — en het bloed spoot
tot aan den chitsen hemel over de balei - balei uitge-
spreid , — en luid juichte de menigte , en sprong op en
klaple in de handen , want het voorteeken was voortref-
felijk en beloofde rijkdom en overwinning. — En aller
krissen vlogen uit de scheeden , en aller klewangs werden
getrokken en , benevens de Äanrang - ans , pieken
en donderbussen en andere aanwezige wapenen , met dat
bloed , zooveel heil belovende en als het wäre om ze
in te zegenen , bestreken , en daarna , met die bloote wapenen
in de hand en ze tot onder hunne oogen en op
hunne borsten uitstrekkende , zwoeren al die lieden,
voor den vorst en Äaing M a b i l l a op en neder tandak-
kende (dansende) , hen in alle gevaren en nood ten koste
van het leven te zullen bijstaan en hen nimmer te ver-
( i) Een handtrom, veel overeenkomende met onzen rinkel-
bora , doch zonder rinkels.
laten (I). En het gejnich en gewoel, dat ook beneden
onder de vol hoop wachtende krijgers, bij het verneinen.
dier goede voorteekenen , was losgebarsten , kende
geen einde , voor dat de vorst, voldoende verzekerd van
de trouw en inoed zijner onderdanen , die hem zulks zoo
luidruchtig trachtten te bewijzen , stilte gebood en hen ten
maaltijd noodigde. Yol geestdrift plaatsten zieh de mees-
ten onder het lommer der boomen , en welgemoed, zonder
meer aan het bloedige tooneel van zoo even te denken
, nuttigden zij gulzig, ( daar hun niet alle dagen
zulk een goed maal te beurt v iel) , de hun voorge-
zette spijzen: en eer de zon nog het schuim der westerbaren
kuste > waren krain Laijkau en Äaing Masilla
reeds met meer dan twee duizend gewapende lieden op
weg om Bonthain door moord en brand te vernielen, en
legerden zieh den volgenden avond op den regteroever
der Tino, beider grensscheiding , die zij zwemmende waren
overgetrokken.
(i) Het gebruik van een zoodanig öfter bestaat nog wel, doch
wordt uiterst zeldzaatn ten uitvoer gebragt. Men bezigt daartoe
meer gewoonlijk een’ Karbouw, en worden alsdan al de wapenen
met diens bloed bestreken. De wijze van zweren, hierbo-
ven vermeld, wordt bij die naties Meng-aroe genaamd, en is
bij elke krijgsonderneming in zwang.
_ SEEL. 19 .