
weldra geweude zij zieh aan mij en ook alleen aan mij,)
daartoe bewogen , haar niet slechts als mijn eigen kind te
beschouwen en groot te brengen » maar ook daarvoor uit
te geven. Zulks viel mij gemakkelijk, dewijl men wist ',
dat ik ook op Kelang gehuwd was. Ik leide derhalve mij-
ne roeijers het stilzwijgen op, — en hiervan was ik ver-
zekerd, want ik wist dat zij de wraak kenden, die ik ne-
men zoude, indien zij verzuimden mijn wil op te volgen.
Op Hitoe terug gekomen, stelde ik Sb Txbdja aan mijne
familie als mijne op K tlan g geboren dochter voor, wier
inoeder intusschen overleden was, zijnde werkelijk mijne
vrouw aldaar gestorven. Met genoegen zag ik , dat Sb
Tibdja te midden der mijnen welkom was > en te meer nog
welkom, aangezien mijn togt overigens gelukkig was afge-
loopen en al mijne orembaai’s , met sago geladen , terug
kwamen.
En nu kent gij hären oorsprong , T o e io e c a b e s ie ! maar
nog verder wil ik mijn vertrouwen in u uitstrekken,” — en
den jaloerschen minnaar onglipte geen woord van dit verhaal,
alles ring hij gretig op; — » Se T i e d j a heeft thans bijna
geen begrip meer van dien oorsprong. Volgens onze zeden
opgevoed en door mijne vrouwen gepleegd en gekoesterd ,
waant zij werkelijk mijne dochter te zijn. Wel schemert
haar van tijd tot tijd het verledene voor den geest en ge-
looft zij zieh flaauw te kunnen herinneren, vroeger met
blanken verkeerd te hebben , doch,. na eenig nadenken , be-
gaafd zijnde met eene rijke verbeelding, beschouwt zij die
herinnering enkel als een droom, te weeg gebragt door
het menigvnldig spreken over dat heische menschenras,
waarvan zij zöo dikwerf töehoordster is. En altijd heb
ik bespeürd, dat zij hare aandacht steeds bijzonder inspant
bij verhalen van moedige trekken onzer landgenooten en
den grootsten afkeer koestert voor onze onderdrukkers.
Zij is door opvoeding eene wäre Bitoe'zt geworden , en
om u zulks te bewijzen, behoef ik u niets anders te zeg-
gen, dan dat zij mij onlangs, na een lang gesprek over
onze huidige omstandigheden in hare tegenwoordigheid ge-
houden, liefkozende om den hals vallende « op een vast-
beraden toon toevoegde j t nYader ! —r ik weet h e t, dat
» het der vrouw vöorbeschikt is eenen haar geheel vreemde
» als hären heer en meester te volgen j ”■ maar , wat ik u
» smeeken mag , geef mij geen lafaard, — geen durfniet tot
» echtgenoot, over wien ik mij zott moeten schämen ; maar
» schenk mij aan een man vol moed, . aan eenen held ,
» opdat ik trotsch op hem kan wezen en als vrij geborene
» Hitoeze in nood hem helpen kan, de vrijheid en ons ge-
» loof ongeschonden te bewaren.” — En nu weet gij alles ,,
» T o b e o e c a b e s ie ! wat ik u aanvertrouwen wilde. Alleen
dit nog. Zoo als gij gehoord hebt is zij van afkomst eene
Europesche. Mogelijk leven hare ouders nog en treuren die
voortdurend om haar verlies. Wie weet of zij niet in Gods
hand nog het middel worden kan tot verzoening met onze
vijanden , of ten minste , indien het ruchtbaar wordt, dat
zij zieh in ons midden bevindt, om hun gemoed voor onzen
zoo v a a k wanhopigen toestand leniger temaken. Daarom dan
ook wil ik haar eene vrije keus laten omtrent dien gewigtigen
levensstap, welken gij met haar voor hebt, en nimmer zal:
men mij kunnen verwijten , dat ik ,, hären oorsprong kennende
, haar ten dien opzigte gedwongen heb. Beproef uw
geluk T o b e o b c a b b s ie ! zij is met hare pleegmoeder te E ito tlama
en ik vergun het u persoonlijk te onderzoeken,
wien zij de voorkeur geeft, den P o tlo tte r of u; — of-
schoon ik niet ontkennen wil, dat wanneer ik mijn’ zin
volgde, gij alleen haar echtgenoot zoudt worden: dat ik
alleen aan u haar levensgeluk wensch toe te vertrouwen.”
De Orang kaija van Capaha stond verstomd op het
hooren van dit verhaal, maar zieh spoedig herstellende
drukte hij eerbiedig neus en lippen, daarbij den adern