
trok. Toen waagde hij nog eens * gelijk een woedende
fei benepen tijger, een’ wanhoopenden sprong; doch vlug
en daarop, zoo het scheen, bedacht, weerde d e R .
hem af met de tromp van het geweer.; en toen deze den
laadstok in den loop bragt -en door den weärstuit van
een’ krachtigen aanzet in de ruime lucht deed vliegen,
toen eerst draaide Daing P e e b o e hem den rüg toe en
vlugtte zoo snel hij kon. Maar even snel zette de Luitenant
hem na, — stond in eens pal, — leide aan,—
mikte een oogenblik , — en het schot viel juist toen de
woesteling struikelend den hoek des tuins omsloeg.
n z
v.
XK%. rai•n Gastakaeg deed in den namiddag van dien
zelfden dag den Resident nog wefen, dat Daing Peeboe
aan de wonde, door dat schot in den onderbuik gekregen,
was overleden, en bij nader onderzoek bleek ,
dat hij ook nog voor zijnen dood de bekentenis had af-
gelegd, dat zijn woest gedrag geene andere oorzaak
had, dan zijne verwondering en spijt, den schimmel,
door hem in den bewusten regenachtigen nacht gestolen,
weder op denzelfden stal te zien, van waar hij hem
met levensgevaar had ontvreemd.
Naauwelijks was dit voorval op Makasser ruchtbaar
geworden, of de Kommandant der troepen deed den
Luitenant d e R . . . , vervangen, bezorgd voor de! wraak
der vele naastbestaanden van Daing P e e b o e , die moge-
lijk hem treffen kon. — Maar helaas! te laat zoo het
scheen. Bij zijn vertrek gevoelde hij eene hem ongewone
en oneigene inismoedigheid; het dartelend en speel-
ziek galoperen zijns geliefkoosden schimmeis was hem tot
last j gedurende de reis klaagde hij over aanhoudende mis-
selijkheid en koortsachtige rillingen, die hem nog zelfg
te Makasser bijbleven; hierbij kwamen aandoeningen op
de borst en eene hevige bloedspuwing-, welke in eene
slepende longtering overging, en na ruim achttien maan-
den sukkelens, na een smartvol lijden van meer dan anderhalf
jaar, verkondigde op een’ middag de treurige
doffe trommelslag längs het pad, en het herhaald salvo
der geweren op den akker der dooden, bij de redoute
Fredenburg te Makasser, het ten grave dalen van
dien jeugdigen, moedigen en veelbelovenden Officier.