
een oog op ons had , eu slechts loerde op de gelegenheid
om ons te verraden. Hij schijnt onze vijand te zijn. Ook
raadde de Dokter mij aan, om alles zoo spoedig mogelijk
aan Zijn Hoog Edelheid te bekennen.”
» Neen , in Gods naam ! nog niet — P ie t e r ! nog eenige
dagen geduld, nog slechts eenige etmalen uitstel. Ik kan
mij nog niet aan de gedachten gewonnen,— want ik ken
het karakter, dat zoo ligt opbruist, van den Generaal
en vrees alles, — dat die brave lieden , die mij liefhebben
en koesteren , als waren zij mijne eigene ouders, mij zullen
verachten en als eene verworpeling bescbouwen. Lie-
ve Hemel,” riep zij, de handen wringende, »welk
een lot hebt gij mij beschoren. Gij waart het dus P ie t e r !
wien die ellendige Fiskaal bedoelde, toen hij mij gisteren
avond zoo valsch in het oor fluisterde: » En dus niet
voor hem ! ” 0 ! die hatelijke mensch, ik veracht hem te
veel! om., . . ”
» Gij zijt een weinig onroorzigtig geweest, beste meid!
beter wäre het, dat gij vak d e r Heuvel vriendelijker be-
handeld hadt. Doch ik wil u geen verwijt doen.”
» Hoe konde ik zulks, gij weet hoe ik u bemin, hoe
ik u alleen liefheb en slechts om u denk. Hoe kon ik
een goed woord over hebben voor een’ hatelijken indrin-
ger, die mij dag eh nacht met zijne laife vleijerijen ver-
v o lg t, en voorgeeft dat zulks den Generaal welkom en
aangenaam is. Maar niet te haastig, Pieter — nog eenige
dagen en gij moogt »• *. want ik wanhoop.”
»Houd goeden moed, Sara— wanhoop niet— nog is
niet alles verloren. De Opperlandvoogd is mij genegen;—
Mevrouw bemint u als haar eigen kind- Nog is er hoop.
— Korn, werpen wij ons aan hunne voeten— bekennen wij
onzen misstap; waarom langer gedraald? Mogelijk is het
nu nog tijd; binnen weinige dagen , binnen weinige uren
kan men ons voorzjjn en dan.. . .Sara, dan zijn wij voor
I altijd ongelukkig. I m m e r s e u teeder omhelsde hij haar
I en trok haar aan zijne borst, »in dat heilig uur, toen gij
K het volste vertrouwen in mij s t e ld e t to e n gij mij alles ,
■ alles opofferdet,--in dat uur heb ik voor den Almagtige be-
loofd, en die belofte heden nacht onder den reinen ster-
jrenhemel herhaald, uw echtgenoot te zullen zijn, wat er Î*^ook gebeure, en voor u te zorgen , als hadde de kerk
onzen geheimen band reeds in g e z e g en d - en ook gij--gij
beloofdet stille berusting in uw lo t, liefde en vooral ge-
hoorzaamheid aan mij, dien gij van dat oogenblik als
uwen echtgenoot wildet beschouwen, — en nu—nu ik den
| eersten, den meest gevreesden' stap wil doen tot uw geluk,
nu ik u wil vrijwaren voor de veracbting der menschen
« ^ e n u in aller oogen wil eeren, hoe veel het ons ook
Kkosten möge en misschien mijn eeuwig ongeluk berokkenen ,
nu wederstaat gij mij en wilt mij wedrhouden om te ver-
Kgoeden, wat in dat oogenblik. .
i » 0 ! herinner mij dat oogenblik niet Pieter ! het knaagt
mij als een wormaanhet hart > en geen’ gerusten dag, geen’
slaaprijken nacht heb ik sedert meer beleefd.. ßusteloos
breng ik den tijd door, en de gedachte alleen aan het'uur
' der ontdekking doet mij beven; — koortsige rilüngen over-
Ävallen mij en het koude zweet breekt mij uit, als men
||mij aanziet. In ieder zie ik een’ verrader, een’ aanbren-
Mger--een ieder jaagt mij schrik aan. Alleen de hoop op
■uwe standvastige liefde, de hoop, dat als ik eenmaal
Kmoeder ben, (en dat oogenblik nadert met rassche schre-
■ den,) mijn kind niet vaderioos wezen en een heilige band
■ ons openlijk vereenigen zal, heeft mij in mg ne djepsto
■ eilende ondersteund, en Mevrouw’s scherpe blikken , haar
■ herhaald dringend aanstaren ,--want zij begint, gejLoof i k ,
I achterdocht te voeden ,—doen verdragen. Maar nu^^nu
[en zij stikte bijna in hare tränen .»ook dat nog en
[zoo onverwachts ,—zoo onvoorbereid ;-^neen Pieter ! nog