
zijn toegezegd. Wij behoeven ons niet zoo als die Christen
- honden slechts tot eene vrouw te bepalen , wij mögen................”
» Dat is zoo ; zoon mijns vriends! dappere spruit van
den moedigen Ta h a x i i i ! Reeds hier mögen wij den voor-
smaak genieten van de zaligheid, welke ons eenraaal in
den derden hemel, te midden der eeuwig schoone Hoeris ,
ten deel zal vallen; — maar — er bestaat nog eene zwa-
righeid en die zal niet gemakkelijk uit den Weg te ruimen
zijn. De vraag is hier , hoe Se Tiedja uw vroeger hu-
welijk beschouwt en of zij eene deelgenoot uwer liefde dul“
den wil ?”
» En waarom niet?”
» Onze godsdienst i onze wetten zijn eigenlijk voor haar
niet verbindend, en zij heeft eene eigene keuze.”
» Eene eigene keuze ! ! ! Hoe zoo dat ? Zijt ook gij
dan een aanhanger der nieuwe leer , welke anders op B i-
toe geen wortel heeft kunnen sehieten en die door bijna
al onze Leijtimorsche landgenooten omhelsd is , zijt Ook
gij een Christen geworden? Sints wanneer verzaakt gij het
Mahomedaansche geloof? of, hebben de Islamsche vaders van
het regtgelooVige B i t Oe geene beschikking meerover hunne
dochters ! Sedert wanneer mögen onze vrouwen onbeschaamd
hare oogen opslaan , om zieh zelve een Heer en Meester
te kiezen , Patiwasi ? een nieuw bewijs van uw bedrog.”
» Yerre van daar, T o eioecabesie ! Ik ben nog altijd de-
zelfde , die tan zijne jeugd voor Mahomed’s leer gestreden
heeft en daarvoor tot aan zijnen dood toe zal strijden.
Dan Se T ie d ja ! haar moet ik eene Vrije keuze laten ; ik
kan omtrent haar niet anders handelen, zonder onregt-
vaardig , zonder onbillijk te zijn; want, ofehoon velen
gelooven dat zij inijno dochter is , evenwel is zij , hoe sterk
ik haar beinin en als mijne eigene dochter heb groot
gebragt, mijn feind niet t ”
» Wat ? het ilaauw gerucht, dat ik nimmer vertrouwen
wilde is dan toch waar en Se Tiedja is. . ”
» Mij vreemd ; vreemder, dan gij mij zijt, want in onze
aderen stroomt ten minste B i t oe,8 bloed , doch dat is het
geval niet met haar.”
» Maar > wie is zij dan ? zeg mij , in naam van den Heiligen
Profeet, dien wij aanbidden, of zij. » • . ”
» Yan Mahomedaanschen oorsprong i s , neen ! maar ver-
gis ik mij niet, dan is zij het kind eens Christen ; moge-
lijk wel van een’ Holländer.”
» Allah helpe mij , P atiwasi ! doch zeg mij , hoe komt zij
dan biju? sints wanneer is zij onder uwe vaderlijke hoede ?”
» Luister Toeioecabesie ! luister ; maar verwij deren wij ons
een weinig van dien nieuwsgierigen troep, die met opene
ooren ons gesprek wil opvangen, en het is juist een nog
groot geheim , dat ik u wil toevertrouwen.” — Ennaeenige
schreden zijwaarts gegaan te zijn, ging P atiwasi voort.
» Gij weet: T oeioecabesie ! hoe lang reeds de worsteling
duurt, die wij om onze vrijheid, om het behoud van ons
geloof, eerst met de verraderlijke Portugezen, later met
de niet minder ons teisterende Holländers hebben moeten
aanvangen. Onze voorouders hebben reeds voor eene eeuw op
dezelfde wijze moeten strijden, als wij nu nog doen. Onze
vijanden wonnen geen voet breed op ons of zij trachtten
immer de bronnen te vernielen, waaraan wij ons natuurlijk en
bijna eenig voedsel te danken hebben. Talloos zijn de sa-
gobosschen , die door hen vermeid en verbrand zijn geworden.
Zij weten, dat zij door die daad ons den hartader
afsteken en alleen door honger gedreven van ons eene kort-
stondige onderwerping te wachten hebben; geen sagoboom
genaken zij of de bijl oefent hare vernielende kracht uit.
Het is nu bjjkans veertien jaren geleden ; gij waart toen
nog een kind, Orang k a ija ! dat wij ons duchtig in het
naauw bevonden. Hoeveel gij ook sedert dat mij onvergeet