
Orang kaija van Capaha met’ een twintiglal volgelingen
de E la doorwaad en P atiwaki aan strand vindende om
op hem te wachten, zoo trad hij naar hem toe , zijne lie-
den wenkende om door te gaan en zieh bij de overigen te
voegen. Se T i e d j a ’ s pleegvader brandde van ongeduld om
hem te spreken en naauwelijks waren dan ook de lieden
zoo verre, dat zij , naar aile waarschijnlijkheid , hem niet
meerhoorenkonden , ofhij namhetwoord en vroeg ; »Well
hoe is de ontmoeting met den Gouverneur afgeloopen ,
Orang kaija ?”
» Barsch genoeg, P a t iw a k i ! Hoe diep wij ons ook voor
hem bogen, — en hierin was de oude Cajoajt mijn meester,
konden wij hein echter niet te vrede stellen. Hij zeide, dat
hij opzettelijk gekomen was , om de vergadering, die wif
hielden, uit een te jagen en wilde maar in het geheelgeen
geloof slaan aan de verzekering van den Tanahitoemes-
sen , dat er slechts een maaltijd gehouden was om de be-
snijdenis van zijnen kleinzoon A dam te vieren , bij welke
gelegenheid hij tevens onze naar het gebergte gevlugte land-
genooten van Mamalo tot afkomen had willen bewegen.
Ernstig bestrafte de Gouverneur den grijsaard en voegde
hem graauwende toe : »dat zulke groote raadsvergaderingen
» bij particulière lieden de Compagnie niet aangenaam wa-
» ren , veel minder nog behoorden plaats te grijpen , en dat»
»indien men over landszaken wilde handelen , meii zieh als-
» dan naar het kasteel moest begeven om ze aan hem als-
» den eenigen Landvoogd voor te dragen, want dat er voort-
» aan van geen kapitein of Opperhoofd van Hitoe meer
» mögt gesproken worden , omdat het land Hitoe uu Com-
» pagnies land was”
» En gij hebt beiden dien harden brok verzwolgen ?”
» Wat zouden wij doen , P a t iw a ii ? Het oogenblik was
niet günstig om wraak te nemen. Wij waren te zwak,
want verre de meesten onzer lieden hadden zieh uit de voeten
gemaakt, om hem en zijn gevolg te kunnen aanlasten
en wij moesten derhalve wel veinzen ons aan zijnen wil te
onderwerpen. Mij scheen hij, willens of niet, dat is mij
onbekend , niet te willen opmerken en naauw was hij dan
ook C a j o a h ’ s woning ingetreden, of ik maakte mij die
onverschilligheid ten nutte om mijne lieden bij een t^roepen
en uw spoor te volgen. Het walgde mij langer in het
gezelschap van dien verwaanden Christen te zijn, en zijne
onoplettendheid mijwaarts ergerde mij ; hij immers kent mij
en weet te goed, wat mijn invloed en mijn arm vermögen,
indien ik eens geneigd ben het volk ten strijde te voeren ;
wat . . •
» En dat .tijdstip is nu niet ver meer af,” viel hem P a -
t iw a h i driftig in de rede, » zoo mögen wij onze regten
niet laten vertrappen ; zoo kunnen wij vrijheid en voorouder-
lijke gebruiken niet aan de willekeurige luimen der onge-
loovige overweldigers prijs geven. Doch genoeg hiervan
voor het oogenblik. Wanneer wij onze woningen op den
berg Capaha bereikt hebben, zullen wij nader raadplegen
wat ons te doen staat. Yervoeg u thans bij de vrouwen,
zet den troep in beweging, ik blijf bij de achterhoede ; en
koestert gij nog dezelfde vurige gedachten vanstraks, toen
wij ons naar Hitoe-lama begaven, welnu ; dan zal het u
heden avond aan geene gele’genheid ontbreken, om Se Tie-
d j a een zoet woordje in het oor te fluisteren , want ik heb
mijne vrouw daarop voorbereid. Kunt gij nu hare toe-
stemming verkrijgen, »dan moet de zaak spoedig afloopen.
Ik begrijp , dat ge anders slechts half man zult zijn en
daarom wensch ik u met haar zoo spoedig mogelijk ger
huwd te zien, doch, pai op ! de Poeloeter is in de voor«
wacht en houdt een scherp oog op al wat voorvalt. Laat
hij u geen vlieg afvangen,” voegde hij er glimlagchende bij ,
en hem met de hand wenkende, om vooruit te stappen,
riep hij een gedeelte zijner bende om zieh en zette zieh