
Bevende en züchtende begaf paars B r a m m e tj e zieh op
weg, doch vonil bij den Landvoogd nog minder troost, dan
hem wel de spotternijen van S w a g e r geschonken hadden.
Gramstorig voegde D e m m e r hem toe: » sieur F l e w e e l ! gij
weet het. reeds, dat ik u bestemd heb, om vaandrig S t a g
e r naar A l an g en Lilliboij te vergezellen. Hier hebt
ge uw’ last. Het is meer dan tijd, dat de Compagnie
eens eenige diensten van u trekt, en gij zorgt vooral,
dat de bevriende dorpen geen overlast lijden bij uwen
doortogt.”
» Uw Edelheid ! — waagde B r a m m e t j e te antwoorden ; —
ik dacht, dat een secretaris te deftig, en voor hem hier
te veel werk was, om............ ”
»Hm! gij hebt geen lust, schijnt het wel; sieur?
Vaandrig S w a g er heeft dan gelijk, dat uwe liefdegrol-
len. . .”
» Ik eerbiedig uw bevel, haastte zieh Br a u te zeggen , —
maar , —- maar. . . .
» Ik versta geen maren!—gij hebt slechts te kiezen,
secretaris ? Gij volvoert mijn’ last of houdt u gereed om
met de eerste gelegenheid naar Batavia te vertrekken.
Onwillige dienaren heeft de Compagnie hier, niet noodig.”
Ab r a h am F luwe el z w e e g , m a a k t e e e n e d ie p e b u ig in g
e n v e r t r o k , z ie h r e g t s t r e e k s n a a r h e n h u is v a n S w a g er
b e g e v e n d e , , m e t w i e n h ij a f s p r a a k m a a k t e , om d e n v o l -
g e n d e m o r g e n v r o e g t i j d ig h u n n e v o e t r e i s t e a a n v a a r d e n .
Wij willen het hartverscheurend afscheid dat voorviel in
het huis, waar B ramm et jb’s liefde woonde, welke hij toch
eindelijk eens hopen kon met een gelukkigen uitslag be-
kroond te zien, met stilzwijgen voor bij gaan, en enkel
vermelden, dat, op dien morgen, de eerste tint des
dageraads naauw aan den gezigteinder een flaauw licht
verspreidde , of F u jw e b I/ en Sw a g er verlieten de stad, welke
den eerste zoo dierbaar geworden was. Sw a g er had
zijne gewone militaire kleeding behouden, doch B ram ,
op deszelfs raad, den deftigen brandemmer, verwisseld
met een’ platten hoed met breede randen ; — versierd met
eene roode pluim , om er krijgshaftig uit te zien: een kort
bruin lakensche buis met wijde mouwen, doch anders
naauw om het ligehaam. sluitende , bedekte zijn bovenlijf
terwijl hij het overige zijner gebruikelijke dragt niet had
willen afleggen. — Met zijne wapenen maakte dit echter
een onderscheid. De verroeste degen was in een’ hoek
zijner woonkamer achtergelaten, en vervangen döor een’
van S wager geleenden grooten houwer; om zijn buik
was een lederen band vastgegespt, waarin twee schrikke-
lijk groote pistolen staken en in de regterhand hield hij
eene halve piek, die hem tevens tot wandelstok diende.
Aldus uitgedost ginge,n de, beide vrienden op marsch ,
doch onwillekeurig bleef B r am m e t je staan voor de wo-
ning zijner liefste, welke zij voorbij moesten, en wierp
züchtende een’ weemoedigen blik op dezelve. S w a g er. ,
wien zulks gansch niet aanstond, vatte hem bij den arm ,
sleurde hem voort en fluisterde hem, rijmende, in :
» Denk om hetgeen de Landvoogd heeft gezegd.
En, duizend duivels, B r a m ! die oude had het regt.
»Dat zie ik n i e t in , — pruttelde B r am ik was geluk-
kiger, indien hij mij stil te huis gelaten had en niet. .
» Rom , kora, B ram 1 wordt niet baloorig. — Waar ia het,
Wie om een vrouw zijn pligt verzaakt,
Heeft een yerbond met Joost gemaakt,
En werkt zieh zelven in den klem ; —
Geen duizend duivels redden hem.”
» Hoor eens , Sw a g er ! — hervatte B ramm e t je , die sar-
rende rijmelarij moede ; — indien wij goede vrienden zullen
blijven , spreek dan als een deftig man en doe uw’ stand
eer aan. Mij verveelt dat eeuwige zoutelooze rijmen, en
ik verkies niet, langer uw speelpop te zijn.”