
ÉÊÊÊÊÊM
14:6
hcuvelcn te bepaleii, ton euide daama cenigzins de vaste stof te
kunnen begrooten, door den Galoeng uitgeworpen. Ik schatte
hun getal op ongeveer 10,000, eer nog meer dan minder.
De vlakte, waarin zij liggen, strekt zieh uit Z. 0. tot N. 0.
waarts oin den voet des bergs, die uit de bergketen naar het
Z. 0. vooraitspringt; Gemelde vlakte maakt een gedeelte uit
van de groote dalvlakte, die ten westen begrensd wordt door de
vau het Z. naar het N. loopende Galoenggoeng keten, en ten
oostea door den veruitgestrekten breed-kegelvormigen Sawal.
Het is merkwaardig dat dit dal zelfs aan de noordzijde, waar het
door de van het 0. naar het W. loopende bergketen van Melambong
wordt ingesloten, bijna geheel vlak is en zieh weinig boven de
oppervlakte der zee verheft. Hier liggen b. v. de dorpen Tjiawie
1580' (hetwelk nog veel hooger gelegen is dan het diepste punt
van de dalbedding aldaar), Tassik maleio 1000' (dit isdegemiddelde
hoogte der verwoeste districten Indihiang en Singaparna), en
zes païen 0. Z. 0 . waarts van daar Manondjaia 783' (tegenwoordig
de hoofdplaats van Soekapoera.)
De hoofdi-ivier Tjitandoi stroomt van het N. naar het Z. door
het dal, veel digter bij den voet van den Sawal dan bij den
Galoenggoeng, zoo rüstig dat zij met schulten bevaarbaar is.
De Tjiwoelan daarentegen is een wilde bergstroom.
Dit dal benevens gemelde vlakte (vraarin het zieh naar het Z. en
Z. W. voortzet) zijn nu geheel bebouwd en vormen bijna eene
enkele sawa, waarin talrijke kleine boschjes van kokospalmen
en andere vruchtboomen, die de hutten der dorpsbewoners
bèschaduwen, verstrooid liggen. Daar tusschen vindt men hier
en daar een indigo veld, terwijl de oorspronkelijke wouden tot
de hoogste bergnokken van den Galoenggoeng en Sawal terug
gedrongen zijn. — De in 1822 uitgeworpen asch is in het tijdsverloop
van 24 jaren in den vruchtbaarsten bouwgrond herschapen,
zoodat men de voren der ploeg tot digt rondom den
voet der heuvelen kan zien; eenigen dezer heuvels zelfs zijn
geheel bebouwd. Slechts op enkelen der grootsten verheffen
zieh nog kleine groepen boomen van het oorspronkelijk woud,
die de (aldaar liggende) heilige graven beschaduwen en de laatste
147
overblijfeelen ziju dier wouden, die weleer de geheele vlakte
bedekten. ')
In het oosten heeft deze vlakte eene flaauwe helling tot aan
de Tjitandoi, in het zuiden tot aan de diepere dalvormige bedding
van de Tjiwoelan en in de rigting naar het Z. W. neemt
zij eveneens zacht en langzaam in hoogte af en gaat ongevoelig
over in de bedding van de Tjitjantell, die strijkelings längs
den voet van het läge, maar uitgestrekte zuidergebergte van
het 0. naar het W. vloeit en zieh in de Tjiwoelan ontlast. Hier
in de bedding der Tjitjantell neemt dus deze hellende vlakte
een einde, begrensd door den voet van het zuidergebergte.
Reeds op het eerste gezigt vallen de vele honderde heuvelen
in het oog, waarmede deze vlakte bezaaid is. Zij staan bijna
allen geheel op zieh zelf en hebben dezelfde regelmatige gestalte
en grootte. Van de vier zijn er ten minste drie breed- klokvormig
of hemispherisch-klokvormig en slechts een op de vier
wijkt van dezen vasten vorm af en is onregelmatig van gestalte
b. V. langwerpig of kegelvormig en alsdan steiler. De meesten
zijn tegenwoordig met kort gras en kreupelhout bedekt en
hebben voor het grootste gedeelte eene gemiddelde hoogte van
4S', slechts enkelen bereiken 100' of blijven beneden de 4S'.
Zij bestaan allen zonder uitzondering uit hoekige, vulkanische
rotsklompen van verschillende grootte, wier tusschenruimten
aangevuld zijn met diezelfde bruinachtige aarde aan welke de
omliggende velden hunne vruchtbaarheid te danken hebben.
Aan deze aarde en aan de verweerde korsten der rotsklompen
kan men de oude steenbergen van die, welke eerst in 1822
ontstaan zijn, onderscheiden, terwijl deze kenteekenenmedehet
verschil aanwijzen tusschen het uitwerpingsterrein van 1822 en
die gedeelten der vlakte, die in 1822 niet overstroomd werden;
want in de in 1822 ontstane bergen en vlakten, heeft eene donkergraauwe
kleiachtige aarde de overhand, wellte met \vater
vermengd eene zwartgraauwe tint aanneemt en als slijk/van den
0 Na do (onbekonclo) verwoostemlo uitbarsting. welke het groot
lieiiveloii vormtle.
'etal dcv oude
A
è
Le,'
'f I
a. I
t*
•f M
i»•1 !Ï t
; .'M • q I