
msm»^
! I
.1 i
372
do zone van 2,000 voct, vvannecr men den top des bergs tot op
ongCYcer 4 geographische minuten genaderd is, merkbaar steiler
begint te rijzen.
De bovenste bekleeding der vlakten, welke den omvang van
den Merapi uitinaken, bestaat overal uit een helcler cjrijskleurig
zand of zeer fijne vulkanische asch, welks vruchtbaarheid
tot den aanbonw van rijst uitsluitend van het kunstmatig
bewateren afhangt. Hoe meer men den voet des bergs
nadert (bij Bedojo, Sawoengan), — des te talrijker vs^orden de
stulijes puimsteen, welke met puinbrokken en gruis van anderen
aard onder deze vulkanische asch worden aangetroffen. De
droogte, welke gedarende de heldere maanden des jaars (Augustus
en September) heerscht, lost de oppervlakte van den
bodem op en doet denzelven in stof verkeeren. Wanneer nu,
gelijk in het rijk Jogjakerta gewoonlijk het geval is, do heerschende
zuidewind daarover waait, dan wordt men zeer dikwerf
zandhozen gewaar, die al draaijende over de dorre sawa-vlakten
heentrekken en in de dorpboschjes, welke als oasen tusschen
het zuidelijke strand en den Merapi in die vlakten verstrooid
liggen, breken. Naauwelijks zijn eenige van de zandhozen in de
bamboes- en palmboschjes dezer dorpen gebroken, — in welker
schaduwen de thermometer des middags (waimeer de wärmte het
max. bereikt, ten 2 a 3 ure) tot op 88 a 89° Fahr, stijgt, — of
weder anderen worden gevormd en dit draaijende spei tusschen
den horizontaal uit het zuiden waaijenden wind en deloodregt
opstijgende luchtstroomen wordt op nieuw over den verbitten
bodem voortgezet i), als wilden zij de eenmaal door den
vulkaan uitgeworpen Stoffen weder naar denzelven terugvocren.
Slechts aan de zuid- en zuidwestz^Ao. komt de vlakte van
den Merapi, (het land van Jogjakerta) in aanraking met neptunische
gcbergten. Het is de noori/westelijke voet van het
143, — do Lawoo sedort 167 , - de Wilis sedort 227 , — do Ardjoono sodert 266,—
do Bromo en do Scmoroo sedort 123 n. Cli. zijii bewooud geworden.
') Blüten de schaduwen dor dorpboschjes stoeg do thormometor, gedurendo do
middaguron, tot op 110° Fahr., hoowol dozelvo vorsohoidono voeten bovcn de zaudvlakto
gclioudon on togou den dadclijkou iuvlood dor zounostnüeii boschut word.
373
zoogenaamde Zuider-gebergte, die van den mond der kah Opak
tot bij Solo, van het zuidwesten naar het noordoosten, loopt
en voor een groot gedeelte van deszelfs uitgestrektheid door de
beide genoemde beken wordt bespoeld.
Een zeer opmerkenswaardig verschijnsel is de steile wand,
waarmede dit « Zuider-gehergte » aan de noordelijke zijde
afloopt, of, met andere woorden, naar de zijde der grooterc
verheffiing, welke tegen over den Merapi gelegen is. — Lagen
afwisselend uit eene fijnere en eene grovere soort van zandsteen
bestaande, maken de noordelijke helft van het geborgte uit,
hetwelk met eene zeer zachte glooijing van het zuiden naar het
noorden oprijst en welks oppervlakte vele, tamelijk uitgestrekte
plateaux of platten, die slechts eene geringe helling hebben, vormt;
de wanden dezer platten, welke steil in de vulkaan-vlakte van
Jogjakerta nederdalen, hebben.zeer .scherpe randen en verheffen
zieh op verscheidene plaatsen, b. v. zuidwaarts van het
dorp Pedjoengan (8 palen ten zuidoosten van Jogja), alwaar de
weg naar Rongkop heenloopt, duidelijk in verscheidene trappen
boven elkander. De zandsteenen zijn op vele j)laatsen teerlingvormig
gespleten, zoo als b. v. te Behtaran en vormen
loodregte wanden, welke eene grooterc hoogte bereiken dan
de hoogste woudboomen en of uit eene enkele of uit een paar
zeer dikke lagen bestaan, — terwijl zij op andere plaatsen (de
afgebroken koppen der lagen) als trappen op elkander liggen.
Worden ergens ter wereld werkelijke verheffings kraters
aangetroffen, i) dan is zekerlijk deze noordelijke wand (namelijk,
noordwestelijke wand) van het Zuider-gebergte van Jogja de
verhejßngs krater van den Merapi.
Het allerduidelijkst valt deze gesteldheid bij den berg Gompol')
in het oog; —• door een gedeelte der vlakte van den Merapi
van het overige gebergte gescheiden, verheft hij zieh volkomen
vrij aan alle zijden, en rijst hij als een eiland uit deze
vlakte op,— hij is eene spits van dit gebergte en steekt uit
boven de bedekking van lava-stroomen en boven het daarop
') Kriiigyormigo verheffings kraters worden waarscliijnlijk norgons aaiigotroiren.
f
l-l I