
1' 1 • . '
, !
S S îfti
-
H r.
I*
242
In de solfatara's vindt men overal zwavel, zoowel in groote
kristallen als in den vorm van zwavel-bloemen; de aldaar aanwezige
steenen zijn alle min of meer vergaün; zij zijn brokkelig,
breiachtig en hebben in den l-egel eene melkwitte kleül-.
B. Uitbarstingen.
Naar opgave van Horsfield {Batm. Vathand. t. VIlI.
pag. 281) zou in het jaar 1786 eene uitbarsting hebben plaats
gehad uit den krater van den Boedak-^ deze tlitbai^ting Wisi-d
voorafgegaan van aardbevingen, welke ^ met tusschenpoözingen,
gedurende' vier maanden aanhielden^ veaarbij de aarde op
verscheidene plaatsen berstte, vele streken cn landen verzönken
en de kali Dolok door nedergestorte bergmassa^s ifl häi'en
loop vi^erd gestuit. Uit de sclieuren der öardJiorstj welke Op
vele plaatsen van een spieet, Stegen zWnveldampen op, efl 58
menschen verloren het leven door eene inzakking^ welke het
dorp Jampang deed verdwijnen. De kah Dölok stroortit tef ¡zijde
van de telaga Leri tusschen de bergen Pakaraman en iNiog'ösarie
benedenwaarts; nadat deze beek de nedergestorte bei-gmassa
had weggespoeld, heeft zij den loop binnen haai* vorig
bed hernomen. De plaats gehad hebbende verzakkingön zijn
ongetwijfeld de door ons reeds vermelde, naraelijk die, welke
beneden het dorp Karang tenga worden aangetroffen en de
duidelijke sporen dragen, dat zij eerst sedert körten tijd bestaan.
De berg Boedak echter is een gedeelte van den Ptaraiigan eil
ligt boven het dorp Batoer, hoewel het, naar de beschryting
van Horsfield te oordeelen, twijfelachtig blijft, of de uitbarsting
uit dezen berg, dan wel uit de tegenwoordige kawa Segorowedie,
nabij den Pakaraman gelegen (meer waarschijnlijk uit
deze laatste), heeft plaats gehad. Aangezien 54 jaren op
Java eene eeuwigheid zijn, zoo behoeft men zieh nief te verwonderen,
dat de bewonera van deze uitbarsting niets rneer
weten. Horsfield vernam deze' gebeurtenis vfin twee Demang's
uit het district Karang kobar ; een hunner was ooggetuige derzelve
geweest.
243
(L Reizigers, die het gebergte hebben bßzocht.
In 1816, in de maand October , — werd het bezocht door
D'. Horsfield. i) Hoewel sedert dien tijd de naam van menig dorp
en van menige beek veranderd is, zoo kan mm uit zijne besehrij-
Ving (t, a. p.) ppmaken, dat hij het centrum van het Di-mg
gebergte, het plateau, volstrekt niet heeft bezocht. De Javanen
geleidden hem van het dorp Batoer, de w. vervolgens de z«
w, helling (bij gevolg de buitenzijde van den berg Nogosarie)
op, naar het dorp Sekoenang (bij hem Konang); in de mbijheid
van dit dorp vond hij een tempel (waarschijnlijk den
tjandie Werkoedoro?) in de nabijheid eens kraters (waarschijnhjk
bij de solfatara Tjondro di moeka?), want de beschrijving
van den door hem bezochten tempel kan niet worden toegepast
op de tjandie Ardjoeno, dewijl zij vier in aantal en in
het midden eener uitgestrekte grasvlakte, het plateau, gelegen
zijn; en hiervan rept hij met geen enkel woord. Van Sekoenang
ging hij over de telaga Tjebong en daalde hij längs de
buitenste zuidelijkq h^ing van het gebergte Di-eng naar de
telaga Mentjer af. Äan deze uiterste helling (door hem goenong
telaga Tjebong geheeten) vond hij den vroeger reeds vermelden,
uit gehouwen steen yervaardigden trap. Geene kraters van het
gebergte Di-eng zijn door hem bezocht geworden, —- Ook hielden
de Javanen hem terug van het bezoeken van het zoogenaamde
Doodendal (Pakaraman).
In d850, in Jnlij, door A, Laudon, 2) Deze reizigei*
spreekt van den Pakaraman, dien hij Guwo Upas (gowah
Oepas) noemt, in de volgende bewoordingen: Het langwerpige
dal, ongeveer eene halve mijl s) j[n onitrek — en volkomen
vlak was overal bedekt met geraamten van mensehm.
' ) Verhniuleliiigcn van hot I5atav. Goiiootschap t. V I I I . p. 171, 201, 279 eu v.
i î d i u b u r g h . N e w Philos. Journal . n°. X X I I I p. 102. -
' ) In hot tijdsclirift "Z)îis Ausland" n°. 86; 27 Maart, 1837. (StiUtgardt en Tul)
ingcn) is do 15 voot breede plek van don Pakaraman reeds tôt eoii Doodondiil van
tmintiff eniielsche mijlen gcgrocid.
' I ' J
• H'
• I
t 1: