
KÜ
I j
: p 'i
ff • ,
¥ !
iii
•Ì
A'
lì
122
Zuodmiig is lict witle niocr.
Aan do helling van dit ineer, in ocue N. westelijke rig ting
van lietzelve en ongeveer 500 of 700 voet lager (nanielijk aan
de W. Z. westelijke helling van de bergketen) vindt men een
oord, dat in zijne soort tc merltAvaardig is, om het met stilzwijgeh
voorbij te gaan. Aan den oorsprong van een klein dal,
rondom van houtgewas omgeven, ligt een kaal plekje «Padja
Gallang »i) genaamd, van bleek graauwe, geelachtige kleur,
welks bbdem even als eene uitgewerkte solfatara uit vergane en
uiteengevallen steenmassa's bestaat en slechts nog eenige rotsbrokken
bevat, die nog niet geheel tot ontbinding zijn overgegaan.
Op dit plekje vindt men, zoo dikwijls men het bezoekt,
eene menigte doode dieren van allerlei aard, sciurus-soorten,
wilde katten, wilde honden (vossen), tijgers, rhinocerossen, vele
vogels, slangen enz., wier huid en vel met alle hären en vederen,
benevens de meeste vleeschachtige deelen, zeer goed zijn bewaard
gebleven en er bijna als verseli uitzien, terwijl alle beender en
vergaan en, op eenige weinige verkruimelde overblijfselen na,
geheel verteerd zijn.
Is nu het vinden van zoo vele lijken van dieren binnen een'
kleinen, beperkten omvang, reeds op zieh zelf merkwaardig,
daar men door uitgestrekte wouden vele dagreizen ver trekken
kan, zonder immer een eenig kadaver of scelet van de vele
wilde dieren (apen, tijgers, rhinocerossen, wilde stieren, herten,
knaagdieren enz.) aan te treffen, die bij geheele troepen deze
wouden bevolken, — nog merkwaardiger is het bewaard blijven
van de weeke deelen van het ligchaam, van het vel en de Spieren,
terwijl de beenderen verteerd zijn. Wel is het te bewijzen,
dat zieh uit deze zoogenaamde Padja Gallang eene voor de
ademlialing ongeschikte gazsoort ontwilikelt, die zwaarder dan
de dampkringslucht en dus waarschijnlijk koolzuur is, —•
on dat deze ontwüi-keling bij afwisseling op versehillende tijden
plaats heeft, met onbepaalde tusschenruimten, in welke de lucht
boven den bodem van Padja Gallang zuiver en zonder vreemde
') Padja: ocn vaste plaats; Gallang: tot het slagton van vee dienende.
s » I i.1
gl
tli
' ?
'il