
ífferí^iiiiiilÉ^i
P l
M
l )
t-
96
gcmaakt. Heeds in het midden tusschen de bergen Lawoe en
Wilis, ja reeds in het N. van den Lawoe begint eene eigendoinmelijke
formatie, die zieh van daar tot aan'de oostkust vau
Java uitstrekt en in groote kringen den noordvoet (benevens de
tusschenruimten) der gebergten Lawoe, Wilis, Kloet en Ardjoenoe
omgeeft. Zij vormt wijd uitgestrekte vlakten, die, niettegenstaande
zij tot de centraal- landen van Java behooren,
eene zoo geringe hoogte boven zee hebben, dat zieh de genoemde
hooge kegelbergen even als eüanden daaruit verheffen, — en
zij bestaat uit vulkanische uitwerpselen, voornamelijk uit vulkanisch
Zand en asch, meer of min verhard en in horizontale
lagen van zeer verschillende dikte boven elkander verdeeld. De
onderste lagen zijn de hardste, als hebbende reeds eene zekere
vastheid verkregen en springen, wanneer er met den hamer op
geslagen wordt, in hoekige stukken, terwijl de bovenste nog
geheel los zijn en in het fijnste stof verstuiven, dat lang in de
lucht blijft zweven.
De G. Kloet werpt nog tegenwoordig zulk fijn zand of asch
uit, en in de oude Javaansche kronijken vindt men sporen van
geweidige uitbarstingen der vulkanen (Merapi, Lawoe, Wilis,
Kloet, Ardjoeno), die van den oorsprong van de Solo af, m
eene lange reeks naar het oosten liggen en wier uitwerpselen,
al bedroegen zij m eene tijdruimte van vijf eeuwen slechts half
zooveel als de Tomboro in eene enkele uitbarsting uitbraakte,
door de rivieren Solo enKedirie afgevoerd, meer dan voldoende
zouden geweest zijn, om de baai van Modjopait te dempen.
Het voorkomen van zoutplanten en andere gewassen b. v. van
Ipomaea maritima, Baccharis indica, Sonneratia obtusa, Acanthus
ilicifolius, die anderzins slechts in de nabijheid van het Strand
te huis behooren, maar die dikwerf aan de oevers der kleme
moerassen gevonden worden (welke in de wouden van Modjopait
verstrooid liggen), benevens de geheele delta-natuur van
het omschrevene landschap, dat nog steeds door twee modcler-
Vulkanen opgehoogd wordt,») strekken tot bevestiging der
') Een dezcr vulkanen worpt, zonilerling genoeg, mot den gcwonon Idoiachtigcn
97 .
bovengemelde sage en pleiten zeer voor de waarschijnlijkheid,
dat Modjopait in oude tijden een maritime staat was, die zijne
eigene sehepen uitrustte ten cüen tijde (1250—1253), toen de
bloei van het jongere rijk der Maleijers te Singhapoera zijnen
naijver opwekte i) en die ook met zijne eigene sehepen eene
volkplanting op Palembang stichtte.
Aldus reiken de geologie en de geschiedenis elkander de hand,
en de asch, die duizenden jaren geleden uit de donkere kolk
der vulkanen uitgeworpen werd, legt eene getuigenis af voor het
vroegere verkeer der volken.
Velgens mededeeling van den heer Bosch te Garoet hadden
ook bij de eruptie op den Januarij 1843 juist weder dezelfde
verschijnselen plaats als bij die van 18-40 en 1841, evenwel
minder hevig en met dat verschil, dat bij deze uitbarsting
te Garoet geene enkele korrel zand of asch viel, maar dat de
aschzuil geheel naar het westen gedreven werd. Bij geene van
de di'ie uitbarstingen (in 1840, 1841 of 1843) werden dadelijk
na de uitbarsting of eenige dagen later, hardere regens dan gewoonlijk
waargenomen, — hetzelfde weder bleef aanhouden dat
men in dit jaargetijde gewoon was, en dus waren regenbuijen
geene zeldzaamheid. «
Hier volgt nog eene chemische analyse van de (op den 4'™
Januarij 1843 door den Goentoer uitgeworpene) asch, door
den Heer P. J. Maier, wiens verslag woordelijk overgenomen is.
Men zal daarin de hoofdbestanddeelen van den tracliiet, waaruit
de hoofdmassa des Goentoer en der andere vulkanen van
Java bestaat, terug vinden en het voor waarschijnlijk houden,
dat de producten van alle Javaansche vulkanen, van
de grootste blokken af tot de fijnste asch, die als stof in
de lucht blijft hangen, niets anders zijn dan trachiet in alle
mogelijke graden van vei'deeling tot in de fijnste vergruizing
van poeder.
modder ook stukken van gobakken stce.nen uit, welke veel overeenkomst licbbon met
flie, waaruit de ruinen van Modjopait bestaan.
') Wiens koning (Sri Iskandcr Shah) naar Malacca verdreven werd.
I
1 .ir .
j I ; i
i; SI
í !•
t •