[(T plaat.sc wiiiir dczehi'
•iiidigl, ti; heslijficii; vei'-
lu'lliiig icLs bcacdcii den
I eil i)cschrijri lucii op die
lu'l weslen. Deze «iiderjor
eeu paar kloveii, wier
lOügsteii raiid nanvangen ,
aarls längs de helling des
le slruikgewassen echter,
h vaslhoiideu kan, iiiakeii
neeii is de gelieele noordin
de hoogere zonen,
ludgeboomle b(>groei(l.
1(1 van den kraternuiur in
beslaat liij uit op elkander
nnenzijde aanvankelijk een
^n (waarvan wij eene aflec-
5) schijneii eerder onl-
Lorlen van den niunr dan
iorden. Op vele plaatsen
Mie slerke werking op do
schijnen deze i'olsblokken
van den nnnu- in slukken,
lila oF parallelopipeda lief,
den wand springt daar ter
II van ribben, en liorinnevt
•Ike nietgeheel en al tot
g van piiinbrokkcn niet
gedeelleu: 1«. lict noordcivvestelijke
spi ts;— 2o.de
znidelijksle en zuidwestelie
spils gelegen,
ordooslen geopend, liceft
•n of gclijkniatig glooijenden
Sclia al voor Vujmv/f.