
36:i
van 3,tí()ü , aaa de vvcstelijke hclliag van den berg worden
aangetrolTen, en dio zieh aldaar tot geheele boschjes groeperen.
Gelijk palmboomen groeijen hnnne waaijervormige ais een
scherm zieh uitbreidendc bladeren op den top van een 20 à 25'
hüogen stam, tenvijl het schoon, dat zij op zieh zelve besehouwd
reeds aanbieden, nog wordt verhoogd, doordien deze helhngen,
even ais de meesten van den Merbaboe, overigens zonder
geboomte zijn.
Eon gevolg van het gemis aan geboomte op dezenberg, even
ais op den Soembing, is gebrek aan water. Aan de zuidelijke
helling ligt de hoogste bron op eene hoogte van 5,760', terwijl de
geheele overige bergmassa (wclke nog 3,760' hooger stijgt), boven
deze zone, zoowel aan de zuidelijke ais aan de meeste andero hellingen,
zonder water is. Slechts in de kraterkloof wordt reeds op
grootere hoogte eene beek gevormd, terwijl in de andere kloven
tusschen de ribben slechts na het vallen van regen kleine stortbeken
ruischen. Zelfs nog op den voet des bergs bemerkt men gemis
aan water in de kloven, die, nadat de geringe waterstraal, welke
in de hooger gelegen gedeclten des bergs over de beddingcn
nederwaarts mischte, tot het bevochtigen der rijstvelden is
gebezigd geworden, meestal (ten minste is den z. g. goeden
moesson) geheel droog staan. Vroeger reeds, bij de besehrijving
van het hoogland van Ampel, hebben wij deze kloven leeren
kennen. Na het vallen van regen, störten met snelle vaart en
donderend geklots beken door deze kloven bergafwaarts, welke
echter even snel verdwijnen als zij eensklaps ontstonden.
Topographie van de kruin des Merbaboe.
De kruin van den Merbaboe besiaat uit een aantal zeer
smalle, afwisselend zieh verheilende, kleine toppen vormende en
dan weder dalende bergkammen (nokken), die ongelijk van
hoogte zijn, tot op een afstand van 4,000' van elkander verw
ijdérd liggen en (behalve andere kloven) de groote ketelvormige
]u-alerldoof, welke west-noordwestwaarts längs de helling des bergs
aldault, iiisluiten. (Zie de situatie-schets Merbaboe, Figuur d.)
i i i-
363
Men onderscheidt con zuidelijk juk, met drie spitsen (n«. 1,
2 en 3 op Figuur d) en con noordelijk juk, waarop sicchts
eene enkele spits (n°. 4) voorkomt, namelijk, de oostelijkste, of
met betrekking tot de gansche bergkruin, de noordoostelijkste
spits, welke eene gelijke hoogte als de zuidelijke spitsen heeft,
terwijl de andere gedeelten van het noordelijke juk verscheidene
honderd voet lager en nagenoeg even hoog zijn als het dwarsjuk
(n°. 9op Figuur d), dat in eene gebogen rigting van het
zuiden naar het noorden loopt en de beide andere jukken
verbindt.
Het zuidelijke Juk van den Merbaboe loopt ongeveer 2,500/
ver van het westnoordwesten naar het oostzuidoosten en verlieft
zieh in verscheidene kleine toppen, van welke een drietal hooger
stijgt dan de anderen en ongeveer 100 voet boven de diepste
tusschenruimtc oprijst; terwijl de nok op de andere plaatsen
slechts van 3 tot 5' breed is, zoo zijn deze toppen 1, 2 en 3
kunstmatig verwijd en in kleine platten van 15 tot 25 voet
middellijn met verhoogde randen, welke een rondachtigen vomì
hebben, hersehapen. Dat waarschijnlijk reeds tijdens de Eindoegodsdienst
nog op Java bloeide, menschenhanden alhier werkzaam
waren, wordt op eene voldoende wijze aangetoond door de
uitgeholde l'/a' dikke steenen,.in welker halfbolvormige holliglicden
regenwater zamenloopt en waarvan er op n^. 1 en 2 ééa en
op n°. 3 drie voorkomen. Naar binnen (of noord-noordoostwaarts)
daalt de nok als een steile wand naar beneden in een diepen
ketelvormigen afgrond, welke aan de overzijde (d. i. aan de noordelijke
zijde), op een afstand van ongeveer 4,000 voet, door
een dergelijken wand (namelijk, den binnenwand van het noordelijke
juk) wordt begrensd. Naar de buitenzijde (of naar het
zuiden) daalt zij met eene gewone in enkele ribben afgedeelde
helling bergafwaarts. De getallen 1, 2, 3, 4 en 5 op onze sehets
dulden de topvormig oprijzende punten van hot juk aan; het
teekenx Staat op de laatste of de buitenste hooge punten, die
nog nioeten gerekend worden tot de kruin tebehooren, terwijl
beneden het teeken X de eigenlijke hevghelling aanvangt;
men nioet zieh deze punten x derhalve voorstellen als verlengd
n
ni
r