
m tfüiis
144
De slüchLs beschadigdeii iiict uiedegerekencl, werden in
Singaparna en Indihiang 27 en in Tassik maleio en Tjidojang
14 waterleidingen geheel vernield. Sivgaparna en Indihiang^
voornamelijk het laatste, leden liet meest. AI de verwoeste
districten behooren tot de afdeeling Soemedang, welke hieiaan
Soekapoera grenst. Twee districten der afdeeling Limbangan
(Garoet,) namelijk Baloeboer en Wanaradja leden slechts
doordien 165,000 koffijboomenbeschadigd werden.»
Tot dus verre volgens de berigten.
Wat de uitdi-nkkingen «brandende modder» vermengd met
«ontvlamde zwaveb) betreft, die op eene plaats in de berigten
voorkomen, moet men zieh wel wachten daar iets anders onder
te verstaan dan heeten modder. Dit zijn gewone uitdrukkingen
van personen, die zieh vuurspuwende bergen niet zonder vunr,
vlam en zwavel kunnen voorstellen. Zoo wordt op eene andere
plaats als eene groote rnerkwaardigheid vermeld, dat men bij
dcze uitbarsting noch viiur noch vlammen gezien heeft. Men
maakt ook melding van «even zulke pyriten als in den krater
van den Papandaijang gevonden worden,» ik heb evenwel op
het uitAverpingsterrein van geen dezer beide kraters, zwavelkies
kunnen ontdekken. Indien het er voorkomt, dan toch zeker
uilerst schaars.
Mijne vroeger (zie boven) medegedeelde beschrijving der
uilbareting steunt op de hierboven staande daadzaken, door
een naanwkeurig onderzoek uit de aangehaalde deels officieele
berigten verkregen. Ik wil er nog het volgende bijvoegen aangaande
de toedragt dezer noodlottige gebeurtenis, de zamenstelling
en den oorsprong der uitgewoi-pen stof.
Dat de Galoenggoeng reeds van oudsher een vulkaan geweest
is en reeds voor 1822 eenen zijdelingschen spleetvormigen
krater had, even als de Salak, Malabar, Lawoe en Merbaboe
wordt 1, reeds waarschijnlijk gemaakt door die berigten, die
gewag maken van de dalkloof der Tjikoenir; 2, behoort deze
berg tot eene trachiet-keten, die nog een' werkenden, zeernabij
gelegen krater, den Telaga-bodas heeft; 3, de omstandigheid
dat vele diiizendc geisoleerde heuvels in de gemeide vlaklert
145
rondom den voet des Galoenggoeng i-eeds voor 1822 bestonden,
en dat deze heuvelen uit vulkanische uitwerpselen zamengesteld
zijn, verheft die Stelling bijna tot zekerheid. Reeds vroeger
(zie den Papandaijang) merkte ik op dat in de digte oorspronkelijke
wouden van Java, fumarolen en solfataren eeuwen lang
(zoo als b. V. de Arkopoero) kunnen smeulen, zonder dat hun
aanwezen bekend wordt; en hoe spoedig is eene uitbarsting
op Java vergeten!^—geen Javaan weet tegenwoordig ietsmeer
van de uitbarsting van den Di-eng in 1786, waarbij een dorp
verzonk, noch van de geweidige uitbarsting van den Ringgit
in 1586.
Zamenstelling en ligging van het uitwerpings-terrein.
Ik onderzocht in September 1846 nog eens «den grond der
tienduizend bergen,» zoo als men hem noemen kan, Ervarene
Javanen weten zeer goed de nieuwe in 1822 ontstane heuvelen
van de ouderen te onderscheiden, die reeds vöör de uitbarsting
bestonden, hoewel beiden, wat aangaat ligging, grootte en vorm
even zeer op elkander gelijken als oude en nieuwe molshoopen,
en ook op dezelfde wijze uit steenklompen zamengesteld zijn.
De meest verwijderde heuvelen liggen in eene Z. 0. rigting
van den G., 2 palen aan gene zijde van Tassilt maleio, beoosten
de beek TjUoeman (benoorden den grooten weg) en van daar
af worden zij naar den berg G. toe steeds talrijker; zuidwaarts
strekken zij zieh uit tot aan'de dalgroeven waarin de Tjitantell
en de Tjiwoelan stroomen, oostwaarts tot aan de Tjitandoi (slechts
enkelen liggen aan de linker of overzijde van deze rivier) en
noordwaarts worden zij tot aan de grenzen van het district
Tjiawie aangetroffen. • In sommige streken b. v. in het zuiden
van Tassik maleio, tusschen deze plaats en het punt, waar de
weg naar Singaparna en Oud-Soekapoera zieh verdeelt, alsmede
in die streken door welke de Tjimoeloe westwaarts van Indihiang
stroomt, liggen zij ver uit elkander en zonder eenige orde in
de vlakte verstrooid, en het is vergeefsche moeite er eene
bepaalde rigting naar rijen in te zoeken.
Het zoude een ondankbare arbeid, maar toch niet zonder
lielang zijn, naauwkeurig het aantal en den kubiekinhoud dezer
lÜ.
' '11
•ril