
•iiiliii^iWil mä
I-*'
I
i i
1 I
14
naamdc Grootc Rivier door de aangestroomdc uitwerpingsstoilen
schier geheel verstopt.
Het is zeker dat deze uitbarsting uit den, door mij zoogenaamden,
ouden krater van den Salak (welke ontzettend diep
tusschen de vier bovengenoemde, door siech ts weinig lagere
smalle verbindingsruggen te zamenhangende toppen afdaalt en
lager de Tjiapoes kloofvonnt), plaatshad, hoewel deze krater
thans geheel uitgebluscht en met digte bosschen geheel gevuld
is.
Het is deze uitbarsting (voorafgegaan en vergezeld door hevige
aardbevingen, i) welke het meeste en in den kortsten üjd
tot de aanvulhng met modder der rivieren bijgedi-agen heeft,
welke zieh bij Batavia in de Java'sehe zee uitstorten. Van dien
tijd af is de bovengenoemde Groote rivier door eene zandbank verstopt.
Dei moddermassa's, welke deze rivieren mede afvoerden
en waaronder eene menigte boomstammen, benevens overblijfselen
van tamme en vwlde dieren, ja zelfs waterdieren vermengd
waren (krokodiUen en visschen), wier dood veroorzaakt werd
door de vreemde bestanddeelen, waarmede hun dement bezwangerd
was, — deze massa's zullen waarschijnlijk door de talrijke
instortingen (bergvallen), welke door de aarclbevingen, volgens
de berigten (Verh. Bat: Gen: 1. c.) aan de hoogere aardoevers
der rivieren plaats grepen, zeer vermeerderd geworden zijn,
zoodat met alle deze, met het water vermengde Stoffen, «^mZ-
^amVcAe uitwerpselen (d.i. asch, met athmospherisch water tot
modder vermengd) — waren. Hierdoor alleen kuimen reeds die
groote overstroomingen ontstaan zijn, wanneer het water door
deze instortingen verstopt, opgedreven werd en dan plotseling
doorbrak.
(], Bezoek van reizigers.
In 1831, den 22»'™ Julij, werd deze berg door Macklot,
Korthals, Müller en van Oort beklommen. Dit vernam ik bij
Men beweert niet minder dan 208 schokken govoelt tc hebl)cn.
toeval in het jaar 1838 in de maand October, toen ik mij op
den top Gajak bevond en door een opschrift nog in tijds bemerkte,
dat deze top reeds te voren door reizigers bezocht was
geweest.
De westelijke solfatara van- den Salak werd in November 1838
door een gezelschap van wetenschappelijke reizigers van Batavia
bezocht en in den eersten jaargang van het tijdschrift voor N.I.
(2de deel pag. 486) beschreven.
D. Gedaante-verwisselingen van den vulkaan.
Hetschijnt ontwijfelbaar, dat de uitbarsting van 1699, waar.
van de geweldige kracht zich bijzonder noordwaarts openbaarde,
uit de zoogenaamde Djoerang Tjiapoes ontstaan is, welke aan
deze zijde openstaat en, in de hoogste streken tusschen de drie
toppen, geheel de gedaante heeft van eenen ketelvormigen krater.
Welligt werd deze kloof, deze halfzijdsche kraterspleet, eerst bij
de gemelde groote uitbarsting gevormd (of ten minstevergroot),
ter plaatse van eene vroegere kleinere opening door den bergtop,
die v6(3r deze uitbarsting denkelijk eenen veel hoogeren
kegeltop uitmaakte. Van dien tijd af tot nu toe, schijnt evenwel
de berg, behalve de vorderingen van den plantengroei, in het
tijdvak van 143 jaren, geene veranderingenondergaan te hebben;
alle hoogten en diepten zijn met digt woudgeboomte bedekt,
en men ziet geene fumarolen meer in den ouden krater
dampen.
De solfatara aan de westelijke helling van den berg is waarschijnlijk
sedert deze uitbarsting ontstaan en in deze, mitsgaders
in nog eene solfatara, omtrent vier Engelsche mijlen Z. Z. W.
van de eerste verwijderd, vertoont zich de eenige nog overblijvende
werking van den ouden vulkaan, door de ontwikkeling
van zwavelig-zure dampen.
Geweldige uitbarstingen hebben, voor zoo veel men weet, uit
geene dezer solfatara's immer plaats gehad.