
m
m ÜiU tiiWiSM
41
'»I
ú
ìì
m
¡ r
t
54
aoplunische foniiatie zija, wier oppervlakte naar buiten zachl
cn gelijkvormig afdaalt, maar naar binnen d. i. naar de vulkanische
hoofdketen toe veel steiler, meer naar een' muur
gelijkende, valt, —z i jn de plateaux, welke binnen deze randen
Uggen, uitboven elkander geplaatste lava-banken zamengesteld,
die, weleer van den vuDiaan afstroomende, door deze nevenketen
in hären verderón loop gestuit werden en tegen den binnensten
wand van dezelvo aanstootende, zieh ophoopten en tot
vlakten uitbreidden. Beide neven-ketens zijn van die plaats af,
waar boven in de hoofdketen de Boekit Toenggoel ligt, duidelijk
te onderscheiden en loopen vandaar naar het W. , de zuidelijke
tot voorbij Lembang en de noordelijke iets verder tot aan den
voet van den Boerangrang, waar zij (door lava-stroomen overstelpt)
verdwijnen.
De zuidelijke, Bandongsche verheßngsrand, waarvan
het hoogste punt G. Kassor heet, is door verscheidene gangen
van vulkanisch gesteente doorbroken en gelijkt meer naar de
vtrachietische voorgebergten der vulkanen» dan de noordelijke
Krawangsche rand, Aviens zuivere neptunische natuur te herkennen
is aan de lagen van klei, kalk en kallimergel, welke op
vele punten aan de oppervlakte zigtbaar worden. In de iigting
tusschen den Tankoeban Prauw en den Boekit Toenggoel ligt
de voornaamste dwars-kloof van den zuidelijken rand, waar deze
door de Tji kaboendoeng diep doorsneden wordt en waar zijne
wand verscheidene honderd voeten diep bijna loodi-egt nederstort.
De Tji kaboendoeng stroomt van het oosten af längs den
binnensten voet van den wand en neemt digt bij de doorbraak
door de keten de Tji kawarie op, die uit het N. 0 . van den
Boekit Toenggoel afvloeit en iets vroeger zieh met de Tjikidang
vereenigde, welke uit het Z.O. van den Tankoeban Prauw hären
loop nam.
Daar, waar deze drie beken zieh vereenigen en in steeds
dieper insnijdende kloven naar de hoofdspleet toestroomen,
wordt den natuuronderzoeker de schoonste gelegenheid aangehoden,
orn de structuur van het binnen gelegene platcau uit
<)|) elkander geplaatste lavastroomen te herkennen. Drie soorten
r).5
van lava kaa nien vooi'al duidelijk onderscheiden, als: 1. Bij
eenen waterval van de Tjikawarie, digt boven hare vereeniging
inet de Tjikidang, hgt eene in dildte horizontale baidien afgescheidene
vulkanische gloedbrekzie, wier graauwe, fijn-trachielische
grondmassa andere, afgeronde lavastultken van heterogenen
aard ingesniolten bevat. — 2. Een basaltische lavastroom is door
de dwarskloof heen gedi-ongen en tot voorbij Bandong gevloeid,
waar de digte, zwartblaauwe lava met luchtblaasjes van een half
tot een duim grootte, doortrokken is. Uit deze (hier niet poreuze)
lava ontspringt eene warme bron (Lembang Tjipannas No. 1) aan
den linlter oever van de Tjikawarie, tusschen de monden van de
TjUiidang en de Tji kaboendong. Eene tweede warme bron (Lembang
Tjipannas No. 2) ligt aan de overzijde, aan den regter
oever van de Tjiliawarie meer benedenwaarts, digter bij de
dwarskloof, maar insgelijks nog tusschen de beide monden. —
3. Hornblende-porphier met groote, zwarte, scherphoekige
hornblende-kristallen van eene lijn tot anderhalve duim lengte
en 1/3 tot 1/2 duim dikte, die geheel ontwikkelde, zeskantige
zuilen zijn en slechts los in eene graauwe, fijn- trachietische
grondmassa steken, waaruit zij (bij toenemende verwering van
de grondstof) ten laatste van zelve uitvallen, geheel vrij worden
en slechts ledige indi-ukselen van hunnen vorm achterlaten. Deze
lava heb ik evenwel slechts in blokken aan den binnensten voet
van den Avand, ten westen van de doorbraak, kunnen vinden.
In den noordelijken, Krawangschen verheffingsrand zijn
de voornaamste dwarsche doorbraken die, waarin de volgendo
twee beken stroomen : 1. De Tijponagara aan de oos telijke grens
van het plateau en van zijnen verheffmgsrand, in de rigting
naar den Tampomas. — 2. De Tjiassam, naar de westelijke grens
toe, noordwaarts van Tingger Agong. Behalve van den kalk en
kalkmergel, die aan de afhellingen voorkomt naast de doorbraak
van de Tjiassam, moet ik nog in het bijzonder melding
maken van eene plaats beneden het clorp' Taringgoel (tusschen
Wanaijassa en Poerwokarta), daar zij, hoewel tot den voet van
den Boerangrang behoorende (en niet tot die van den Tankoeban
Prauw), evenwel in de voortgezette rigting van de neptunische
pi, I ! j