
ioti
D. Gedaante-v er Wisselingen.
Reeds in 1837 werd ons te Garoet door geloofwaardige personen
vei'zekerd, dat de Goentoer vroeger veel hooger en de
rand van zijnen kratermuur van eene meer gelijkmatige hoogte
zou geweest zijn, terwijl hij zieh met eenen meer spitsen kegelvormigen
top verhief. Door de uitbarsing van 1818 evenwel
zou de vorm van zijnen top geheel veranderd, een groot gedeelte
des kratermuurs ingestort, aan den Z. oostkant zeer verlaagd
en de kratermond zelf daardoor zeer vergroot zijn geworden.
Ook omtrent de uitbarsting van Mei 1 8 4 0 , 2 2 maanden na
mijn bezoek, heeft men mij verhaald dat de krater daardoor
drie malen grooter en de geheele berg in eene zwarte steenniassa
veranderd zou zijn geworden.
Dat de omvang des kraters na elke uitbarsting veranderen,
dat hij of wijder en alsdan de berg lager, of naauwer en alsdan
de berg hooger, spitser worden kan, is ontwijfelbaar. Tot
bevestiging daarvan werpe men eenen blik op de drie hiertoe
behoorende profielen des Goentoer [Goentoer Figuur 1 , 2 , 3.),
waarop de top en kraterrand getrouw afgebeeld zijn.
1836 den 11"^™ October geschiedde de laatste uitbarsting
vóór mijn eerste bezoek.
1837 in Julij werd het eerste profiel F i g . 1 geteekend.
1840 den 24'^- Mei. , , , , , ,
, , , „ , / hadden de bovenvermelde uit-
14'i<-n November \ ^ .
barstmgen plaats.
Januarij
Augustus werd het tweede profiel F i g . 2
1841 -
1843 » 4'!™
1843 » 30^'-
geteekend.
1843 den November bai-stte de berg op nieuw uit.
1844 den 12''^" Augustus werd het derde profiel F i g . 3 geteekend.
Het is blijkbaar, dat door de twee uitbarstingen tusschen 1
en 2 de krater veel wijder en het zuidelijke gedeelte van den
kraterrand (b op Fig. 2) veel lager, het noordelijke daarentegen
(a) heh-ekkelijk hooger geworden is.
De lavamassa f is toen ontstaaa.
De gezigtshoek der middellijn van a tot b (Fig. 2) was uit
Trogon gezien, vijf graden en van e tot d eenen graad.
Door de uitbarstiug van den November 1 8 4 3 , die
tusschen de 2<ie en teekening plaats had (zie Fig 3) , is wederom
een gedeelte van den voorsten (Z. 0 . ) rand verdwenen
en deze lager en fijner uitgetand geworden; de lavamassa / ( i n
Fig. 2) was niet meer te zien, daarentegen had zieh eene nieuwe
g (ia Fig. 3) op eene plaats, waar in Fig. 2 slechts eene gewone
verhevenlaeid was, tot eene parallelepipedische, scherphoekige
rotsmassa met eene langwerpig-kubisehe afzondering der
stukken gevormd, die zieh aan den rand des kraters verhief; (in
Fig. 4 ziet men deze massa meer van nabij). Bij mijn bezoek
(in Aug. 1844) zag ik, dat de geheele N. Avestelijke kraterrand c
(op Fig. 2) en b (op Fig. 5 en 6) , in 1 8 3 7 bij het teeken = 6100
voeten hoog, met het geheele aangrenzende plateau ingestort en
verdwenen was. Evenwel lag de tegenwoordige N. westelijke grens
des kraters hooger, omdat zijn rand ilaar het N. W. , waar de
bergwand hooger is, tot bij ^ terug geweken was. Zijne hoogte
hedroeg in 1844 = 6263 voet. De kloof a (Fig. 5) was opgevuld.
Dus was de krater slechts tusschen teekening 1 en 2 in het
oo^loopend wijder geworden. De top van het voorgebergte
G. Poetrie (Fig 1). ligt zuidwaarts van den vulkaan.
F i g . 6 geeft eene situatie-schets van den Goentoer in zijne
verhouding als zijdwaarts uitgebrokene kegel der bergketen
waarvan het hoogste punt de G. Agong is. Waarschijnlijk zal
zieh de krater nog verder naar het Z. 0 . verplaatsen, wanneer
men aannemen kan, dat hij vroeger op die plaats lag, waar
zieh tegenwoordig de kegelvormige top Missigiet verheft, uit
wiens spleten nu nog veel dampen opstijgen.
14. KAWA KIAMIS. ®
In de nabijheid van den G. Goentoer moet een bergstreek
(Goenong Kiamis» liggen met eenen krater «Kawa Karaha»,
ili
tiri
Ü
I I m